Het eindstation
In deze korte thriller daalt schatzoeker Paul af in een verborgen Duits depot om de barnsteenkamer te zoeken.
Toen de vierentachtigjarige Adam Klucz met zijn laatste ademteugen vertelde over het kostbaarste stuk ijzeren gordijn, geloofde ik mijn oren niet. Op dit moment nam dezelfde euforie bezit van me. Wat ik vond in Berlijn, zorgde voor een maandenlange zoektocht die naar hier leidde. Het eindstation, letterlijk en figuurlijk.
Ik had een overgroeid treinspoor te voet gevolgd naar hier: de resten van een vernietigd communistisch munitiedepot. De natuur had hier tachtig jaar lang ongestoord bezitgenomen van deze ruïnes. Over de enkele nog rechtopstaande muurtjes groeide klimplanten, de ingestorte tunnelingang was bedekt met mos en brandnetels en hier en daar stonden eiken in de bloei van hun leven.
Hier hoopte ik grote met goud en edelstenen ingelegde mozaïekpanelen te vinden, die samen de legendarische barnsteenkamer vormden. Cadeautje, van de ene 18e-eeuwse vorst naar de ander, in ruil voor een klein leger aan lange mannen om in militaire pakjes te hijsen. Zo opgewonden als Frederik I van Pruisen werd van lange mannen in uniform, zo nam een opgewonden tinteling bezit van al mijn spieren omdat ik hier was. Dit was de droom van iedere archeoloog!
Ik kreeg weinig tijd om ervan te genieten. Het geluid van een helikopter doorbrak ruw de stilte van het afgelegen gebied bij de Poolse grens! Geschokt sloeg ik een ademteug over. Niemand mocht me hier zien! Wild gooide ik mezelf in de bosjes. De bramenstruik waar ik in sprong haalde mijn gezicht lelijk open, maar dat voelde ik pas toen het geluid van de helikopter enkele seconden later verstomde. Ze waren hier niet voor mij, nu niet in ieder geval. Ik werd internationaal gezocht. En terecht. Ik had niet anders verwacht toen ik een stuk wereldgeschiedenis voorgoed vernielde. De spanning die nu door mijn lijf gierde was dezelfde die ik voelde toen ik een stuk uit de restanten van de Berlijnse muur blies.
Binnenkort zouden ze mijn vandalisme begrijpen en was mijn naam gezuiverd. Als de aanwijzingen van de stervende communist klopten, stond ik hier op een goudmijn. Andere schatzoekers zochten voor de barnsteenkamer al jaren tevergeefs naar een tunnel bij Walbrzych of op de bodem van de Oostzee.
Gelukkig wist ik beter dan mijn tijd op die plekken te verdoen.
Klucz had op orders van zijn baas, kameraad Drozhki, documenten verstopt. Iets te goed. Zo goed, dat hij en zijn baas er niet meer bij konden zonder voor landverraad te worden aangeklaagd. Volgens de papieren die ik na meer dan zestig jaar vond in het kokertje uit de brokstukken van de Muur, was ik precies waar ik zijn moest. Maar zoals zestig jaar de papieren in de koker had aangetast, zo was ik er ook van overtuigd dat deze plek betere tijden had gekend. Wat ooit een stevig stukje communistische bouwkunst was geweest waar munitie werd verstopt, was nu niet meer dan een overwinning van de natuur over enkele ingestorte muren.
Ik bevrijdde mezelf van de doornen waar ik in lag en keek rond. Ergens tussen de losliggende stenen moest ik de ingang vinden die me enkele lagen dieper het tunnelsysteem in zouden leiden. Ik gooide mijn backpack op de grond. Het felle geel was wellicht niet de meest onopvallende keuze, maar in de haast van de afgelopen dagen was het mijn beste optie.
In de tas vond ik de documenten waar ik naar zocht. Ik vergeleek het puin om me heen met de gebarsten zwart-witfoto's, maar het was onmogelijk om de hoopjes steen te matchen met de gebouwen die de op luchtfoto's nog fier overeind stonden. Geïrriteerd stopte ik de tekeningen terug in de koker en begon rond te lopen in de hoop iets van de luchtfoto's te herkennen. Ik dacht de L-vorm van één van de eetzalen te herkennen, maar ik had het mis. Er was geen beginnen aan.
Gefrustreerd schopte ik met mijn stoffen sneakers tegen een hoop stenen. De zwarte stof scheurde en ik vloekte. Nu ik al maanden met niets anders bezig was dan de barsteenkamer, werd de frustratie me te veel. Ik was zo dichtbij. Binnen een straal van honderd meter, de lengte van een fucking voetbalveld, lag de uitkomst van de zoektocht die me door die oude Klucz in mijn schoot geworpen werd.
Ik ging zitten, met mijn rug tegen een van de hoopjes puin op een klein heuveltje. Het was alsof hier na hun plundering van '45 niemand meer geweest was. Ik zag de mannen met tassen volgeladen met nazigoud voor me. Hoe ze hier, ver weg van de beschaving, de grootste buit van hun leven verdeelden. Ze hadden geen idee dat ze het meest waardevolle deel achterlieten voor hun kapitein. Kort grinnikte ik hardop. Een merel schrok ervan. Mijn ogen volgden haar geschrokken grijsbruine lijfje de lucht in. Ze had mazzel, de wind flink in de rug.
Ik kon er maar kort plezier van hebben, want de helikopter die me net een snee in mijn gezicht had opgeleverd doemde in de verte weer op. Vluchtig keek ik rond, koos de grootste nog rechtopstaande muur in mijn buurt en sprong erachter. Dit potje verstoppertje moest ik winnen!
Het vinden van de barnsteenkamer zou mijn grote archeologische doorbraak betekenen. Die roem wilde ik niet delen. Het geluid van de helikopter bereikte me door de flinke oostenwind veel later dan de vorige keer. Toen het apparaat opnieuw met een rotvaart over me heen vloog herkende ik het logo, van het Paard van Noordrijn-Westfalen die boven een grote G uit steigerde.
Voor een man van wetenschap bad ik opvallend overtuigend tot alle goden in alle hemels dat ze me niet gezien hadden. Ze moesten weten dat ik hier was! Maar hoe!? Ik beet op mijn nagels. Moest ik vluchten? Wat ze hier kwamen doen was namelijk wel duidelijk. Ze hadden het al eerder gedaan. Was de kamer deze gok waard? Opnieuw overvielen hevige rillingen me, deze keer niet van opwinding.
Het schudde me wakker.
Als ik de tunnelingang - en daarmee de schat- kon vinden voor zij het deden, kon ik mijn telefoon aanzetten en de Poolse overheid om hulp vragen. Als ze me serieus namen zouden ze hier binnen een mum van tijd zijn, aangezien ook zij al jaren zochten naar het verdwenen kunstwerk. De koerier die volgens mijn horloge over enkele minuten kopieën van de papieren uit het kokertje zou bezorgen aan de ambassade, zorgde ervoor dat ik serieus genomen werd.
Het helikoptergeluid verdween opnieuw naar de verte. Was het dan toch toeval? Ik kwam achter de muur vandaan en begon te zoeken. Gehaast trapte ik bosjes omver, keek onder struiken en zocht naar de meest opvallende puinhopen waar de oude dienstingang - niet meer dan een luik- verstopt kon zijn. Na ruim tien minuten zoeken herkende ik eindelijk iets. De restanten van een wachttoren. Er stonden vier geroeste staanders in de grond waar de poten van één van de drie torens ooit opstonden, maar welke? Ik greep opnieuw in mijn tas en vond de tekeningen. Het oude kompas dat uit de koker kwam werkte nog en hielp me oriënteren. Ik had eindelijk gevonden wat ik zocht. De tragische puinhopen begonnen te leven en mijn bril diende als beamer voor mijn fantasie. In mijn hoofd zag ik de gebouwen weer in volle glorie en ik manoeuvreerde ertussendoor op weg naar waar, ongeveer, het luik zou moeten zijn.
Het bleek een van de grootste hopen met puin te zijn die hier in de woestenij lagen. Met frisse tegenzin begon ik steen voor steen te ruimen. Het duurde niet langer dan vijf minuten voor mijn spieren begonnen protesteren. De adrenaline hielp me nog vijf minuten door te werken tot ik met het zweet op mijn rug moest toegeven aan een pauze. Vanaf een paar meter afstand verachtte ik puinhoop. Er leek haast niets te zijn verplaatst.
Ik keek op mijn horloge. Half drie. Als ik hier maar vond wat ik zocht, want de ruige boswandeling hierheen duurde uren! Onder het genot van de belofte van roem en rijkdom kon ik de urenlange wandeling goed volhouden. Met lege handen zou de tocht door het donkere bos minder aangenaam zijn.
Na enkele minuten was ik weer op adem, hoewel mijn spieren in brand stonden. Ik groef verder en verbeet de pijn. Het was het waard, want na nog geen tien minuten kreeg ik het voor elkaar om het grootste puin aan de kant te slepen, waardoor hier voor me lag wat ik zocht: de kortste weg naar de panelen van de barnsteenkamer! Ik deed een vreugdedansje.
De legergroene verf op het luik was na bijna een eeuw nauwelijks versleten, hoewel de roestplekken de overhand begonnen nemen. Uit alle macht trok ik aan het handvat, maar er gebeurde niets. De scharnieren waren vastgeroest. Gefrustreerd stampte ik op het ijzeren deksel, met een tumult van fladderende vogels als gevolg. Moest ik de Polen al bellen? Nee. Zij zouden met de eer strijken van maanden van mijn werk. Dit luik was het enige wat tussen mij en mijn doorbraak als archeoloog stond! Een real life Indiana Jones, zoals altijd al mijn plan was.
Uit de brokstukken die ik net had verplaatst trok ik een afgebroken stuk betonwapening. Die leek sterk genoeg. Ik zette hem onder het handvat en gebruikte een steen als draaipunt. Met al mijn kracht trapte ik op de ijzeren staaf, maar het luik gaf geen krimp. In tegenstelling tot ikzelf.
Na enkele verwoede pogingen kreeg ik mijn zin. Het luik gaf mee en uit de smalle kier die ontstond, ontsnapte een muffe mix van kruiddampen en schimmel. Niet de lucht die je wil ruiken wanneer je op zoek bent naar kostbaarheden. Ik wrikte het luik verder open en scheen mijn zaklamp de koker in langs de roestige trap. Hoewel het eerste ijzeren plateau niet meer dan drie meter onder me kon zijn, huiverde ik bij het mentale plaatje waarin ik tezamen met de roestende constructie naar beneden zou vallen. Maar het was tijd. Ik moest weten of de documenten die Klucz in het verse beton van de Berlijnse muur had verstopt, alle moeite waard waren.
Met trillende handen gooide ik mijn tas eerst naar beneden. Een plof, gevolgd door een zacht krakend geluid. Dit beloofde weinig goeds. Voorzichtig zette ik mijn voet op de trap. Het bleef stil. Ik pakte de rand van het deksel stevig vast en zette mijn gewicht op de tweede trede. Het ijzer boog onder mijn gewicht, maar niet genoeg om mijn vertrouwen erin te verliezen. Ik zette mijn andere voet op de derde trede. De trap gaf wat mee, maar mijn nieuwsgierigheid overwon en ik klom zo snel als ik veilig achtte naar beneden, met de zaklamp in mijn mond.
Ook de eerste stappen op het platform waren voorzichtig. Het kraakte! Even voelde ik het ijzeren plateau kantelen en greep me vast aan de trap! Mijn hartslag steeg naar hoogtes waar mijn huisarts het benauwd van zou krijgen! Plots stopte het gekraak. Gedurfd zette ik een nieuwe stap. Het bordes hield mijn gewicht. Opgelucht zuchtte ik.
In de schemering kon ik me nauwelijks oriënteren, dus wisselde ik mijn kleine zaklamp om voor de grote uit mijn tas. Ik scheen door de ruimte. Alles was legergroen en minder geroest dan bovengronds. Op de muur stond cyrillische tekst. Ik hoorde een langzaam ritmisch gedruppel door de koude ruimte galmen. Het voelde alsof het zweet in mijn kleren ter plekke bevroor. Klappertandend scheen ik mijn zaklamp over de railing van het plateau. Ik huiverde. Één fout en ik zou tien meter lager doodvallen. Niemand zou me hier ooit terugvinden. Aan de linkerzijde van de ruimte weerspiegelde het licht van mijn lamp in kringen. Het leek wel water! Rechts van me zag ik een wirwar van treinrails die me een beetje geruststelden. Er waren hier in ieder geval rails om wagons vol kostbaarheden mee te verstoppen.
Hierbinnen was niets veranderd nadat kapitein Drozhki zijn elite-eenheid beval het depot voor de buitenwereld waardeloos te doen ogen. Ze deden wat hen werd opgedragen, met het geweld dat bij hen paste. Dat was aan de ravage buiten nog steeds duidelijk te zien. Drozhki had hen omgekocht met de rest van het nazigoud uit de trein. Dat goud was een aalmoes vergeleken met de waarde van Sint-Petersburgs' grootste schat.
Naast kou, voelde ik ook de ongerustheid die ik al voelde sinds ik het dagboek van Drozhki had gestolen van zijn kleinzoon. Alhoewel de sukkel er nog nooit in had gelezen voelde het alsof ik mijn aanstaande ontdekking van hem had afgepakt.
In het dagboek las ik dat kapitein Drozhki het goud die ik zocht voor het eerst zag als tienjarige jongen. Terwijl ik opnieuw over een weinig deugdelijke en meterslange ladder afdaalde, bedwong ik mijn zenuwen met zijn beschrijving van de barnsteenkamer in volle glorie. Het ene paneel was nog mooier dan het andere, wanneer het zonlicht de gouden panelen liet fonkelen. De mozaïeken die erop waren afgebeeld in het kostbare barnsteen waren uitzonderlijk gedetailleerd en ieder ornament, buste of wapen kwam tot haar recht bij de minste streling van licht. De kapitein vervloekte zijn stadgenoten die haast alles in het Catharinapaleis hadden veiliggesteld voor de nazirooftocht, behalve zijn geliefde kamer. Daarom moest híj het maar veilligstellen.
Toen hij geruchten hoorde dat de schat zich in Koningsbergen bevond, had hij overwogen het onder de neus van de Duitsers weg te jatten. In plaats daarvan liet hij oude bekenden in het lokale verzet een oogje houden op het boot-en treinverkeer van de Duitsers. Toen één van hen hem in januari 1945 berichtte dat er een grote trein was vertrokken liet Drozhki de trein volgen. Met succes. Tijdens hun verlof overvielen hij en zijn mannen zonder opdracht van het hoofdkwartier de 150 meter lange trein. Ze vonden de trein in een verlaten mijn in Walbrzych, waar de trein een stop maakte voor ze naar Duitsland doorreed. Zijn droom koste 47 kameraden en meer dan honderd nazi's het leven, maar de barnsteenkamer was iedere druppel bloed waard. Hij reed de trein op eigen initiatief naar de bunker waar ik nu stond te blauwbekken en verstopte de gouden panelen voor de buitenwereld. Niemand zou de kamer beschermen zoals Drozhki dacht te kunnen, dus waarom zou hij het met hen delen?
Ook ik twijfelde even toen ik me de pracht en praal voorstelde. Waarom zou ik het met de wereld delen? Ze hadden toch al een nieuwe barnsteenkamer? Daar had NW Gas voor gezorgd en het legde ze geen windeieren. Die zaten helemaal niet te wachten op mijn heroïsche teruggave van het prachtstuk. Jaarlijks kwamen duizenden nieuwsgierige ogen kijken naar de replica die het voormalig buitenverblijf van Tsarina Catharina sierde. Het logo van het gasbedrijf uit Noordrijn-Westfalen, het steigerende paard, stond er trots vermeld als hoofdsponsor. Uit mijn research bleek dat die sponsordeal ze opdrachten had opgeleverd om gas op te boren in grote Russische en andere Oost-Europese gasvelden. Als iemand de kamer in haar oude glorie zou herstellen, dan waren zij het wel. Geen wonder dat ze elk nieuws rond eventuele vondsten in de kiem probeerden smoren met rechtszaken en zwijgcontracten. Er waren zelfs verhalen rondom een schatzoeker bij Walbrzych die onder verdachte omstandigheden was gestorven, nadat hij op een online forum had verteld over zijn aanstaande vondst! Dat juist hun helikopter hier zojuist tweemaal overvloog, maakte me zenuwachtiger dan de soldaten in het paard van Troje.
Ik scheen mijn zaklamp langs de trap omhoog en besloot dat de goden me goed gezind waren. Twee trappen gehad, twee trappen overleefd en de grond onder mijn voeten was vaster. Ik stond eindelijk op een betonnen richel, niet meer dan een meter breed, met een opvallend sierlijke ijzeren railing. Ik volgde de richel voor een kleine zestig meter tot een roestige deur mijn voortgang stokte. Ik trok aan het dunne handvat en de deur gaf iets mee. Uit de kier die ik creëerde kwam een nog ijzigere tocht. Ik gaf een stevige ruk aan de klink en deur zwiepte open, waardoor ik achterover werd gelanceerd. Mijn voet zocht een landingsplek, maar vond enkel de lucht naast het beton. Ik beukte met mijn volle gewicht tegen de railing, schaafde mijn knie en liet mijn grote zaklamp los. De railing boog, maar bleek sterk genoeg om mijn gewicht op te vangen. Jammer genoeg bleek de zaklamp niet sterk genoeg om de meters hoge val op een treinwagon te overleven en ik hoorde de scherven van het ding in het water vallen. Ook dat nog. Vanaf hier moest ik met mijn kleine zaklampje verder.
Ik kwam terecht in een betonnen trappenhuis. Hier en daar vertoonden de wanden wat scheuren en bij haast iedere stap die ik maakte worstelde ik me door spinnenwebben. Ik deed mijn best niet na te denken over de grootte van de spinnen die dit soort webben maakten. Zo zou Indiana het ook gedaan hebben. 'Snakes! Why did it have to be snakes?', mompelde ik.
Ik kwam na iedere twee trappen een opening tegen, maar ik had me vooraf voorgenomen van onderaf aan te beginnen. Daar zou ík het verstopt hebben. Na een minutenlange afdaling die zowel mijn beenspieren als mijn arachnofobie op de proef stelde, kwam ik aan bij de laatste treden van het trappenhuis. Ik werd afgeleid door een gigantische spin en merkte niet dat ik de laatste traptrede bereikt had. Ik vloekte toen ik met mijn stoffen gymschoen het water raakte. Ergens waren lekken ontstaan in dit munitiegevaarte. Het resultaat was een met iedere stap toenemende wens dat ik waterdichte wandelschoenen had gekocht.
Het lek zat er al een tijdje, want nadat ik het trappenhuis uit kwam en het slappe straaltje licht uit het luik weer zag, stond ik tot mijn enkels in het water. Ik staarde omhoog, naar het luik. Moest ik gewoon teruggaan en met hulp terugkomen? 'Nee godverdomme!' schreeuwde ik. Ik schrok van mijn eigen uitbarsting. Het was precies zo'n uitbarsting waardoor niemand me zou missen als ik niet meer uit dit depot kwam. Ik moest doorgaan.
Wadend door het water kon ik niet stoppen met kijken naar de lichtstraal die door het luik naar binnen scheen. Enerzijds voelde het als een baken van hoop. Ik kon er nog uit. Anderzijds keek ik gespannen omhoog, alsof ik verwachtte dat iemand me echt naar niemandsland gevolgd was. Ik twijfelde of ik iets hoorde, een dof repeterend geluid. Ik stond stil, luisterde aandachtig en concludeerde dat ik mijn eigen hartslag had gehoord. Met mijn zaklampje probeerde ik de ruimte te doorzoeken, maar het smalle lichtje was nauwelijks sterk genoeg om meer dan enkele meters voor me te schijnen. Het licht kwam niet eens diep genoeg om me te waarschuwen voor de verrotte bielzen en ondergelopen rails die mijn zwakke enkels steeds tot het uiterste testten.
Hierbeneden was de kruidgeur nog sterker, maar ik rook ook iets onaangenaam penetrants wat ik niet kon thuisbrengen. Ik beeldde me de bouwtekeningen in van de opslagruimtes. Twaalf ervan hadden genoeg ruimte om een wagon te verstoppen die groot genoeg was voor de panelen. Alle ruimtes waren afgesloten met schuifdeuren. Ik hoopte dat Drohzki arrogant genoeg was geweest om te denken dat hij de boel zo goed verstopt had dat hij de deuren niet hoefde sluiten. Het schijnsel van mijn lamp bewees het tegendeel. De eerste deur die ik zag zat potdicht. Toch liep ik erheen. De weerstand tegen mijn enkels nam af. Voor het eerst in dertig meter stond ik niet meer in het water. Om waterschade hoefde ik me dus geen zorgen te maken.
De barnsteenkamer lag vast hoog en droog. Die ouwe communistenkapitein was slim genoeg geweest om het eventuele lezers van zijn plannen moeilijk te maken, want hij had niet genoteerd in welke ruimte hij zijn buit verstopt had. Hij had überhaupt niets op één document genoteerd. Ik was maanden bezig geweest om de papieren en tekeningen in de koker te ontcijferen. Mijn Leidse R had daar weinig bij geholpen. Ieder afzonderlijk document, en soms delen daarvan, had ik in het bijzijn van verschillende Russische vertalers ontcijferd. De gedachte aan dat helse karwei maakt mijn natte voeten iets draaglijker.
Ik trok aan de hendel die de deur afsloot. Hij zat stevig vast. Enkele keren gebruikte ik al mijn kracht, waarbij ik dacht steeds millimeters op te schieten, maar gaf het op. De gele gloed van het lampje dat ik in mijn mond had, scheen ik op het uiteinde van de staaf. Er zat een geroeste zekeringspen in die me weerhield de deur te openen. 'Lekker bezig, handige Harry', klonk de stem van mijn vader in mijn hoofd.
Ik graaide mijn Zwitsers zakmes uit mijn rugzak en pulkte de pen uit het mechanisme. Ik borg het zakmes op in mijn broekzak en trok opnieuw voluit aan de hendel. Deze keer schoof de deur open, met decimeters per keer, tot ik mezelf door de spleet kon wurmen. Er stond een wagon. Ik stond oog in oog met een mogelijk baanbrekende vondst. Was dit de wagon waar de barnstenen panelen al tachtig jaar in waren verstopt!? Ik verlichtte de ruimte. Ook hier hing het vol spinnenwebben, maar ik nam ze nauwelijks waar in mijn roes van roemzucht. Ik klom op het trapje van de wagon en voelde de wagon mijn kant op kantelen.
Ik nam het nauwelijks waar, want ik zag kisten staan. Ze waren verbazingwekkend gaaf gebleven, na bijna een eeuw niet verzorgd te zijn. De kisten hadden ongeveer de grootte van de panelen. Mijn enthousiasme nam de overhand en liet het opgewonden giecheltje ontsnappen waar mijn vader me om verachtte. Ik zag voor me hoe ik het paneel met daarop de Russische adelaar uit een van de kisten haalde en het victorieus omhooghield.
Toen ik de wagon instapte, bleek mijn gewicht te veel voor de as, die de tand des tijds niet had overleefd. Met een luide plof kantelde de wagon naar de kant waar ik zojuist was opgestapt en de kisten schoven door de rottende houten wanden heen. Splinters schimmelend hout vlogen me rond de oren en mijn ademde stokte! Net voor ze de grond raakten kreeg het resterende hout genoeg grip op de kist om het te behoeden van een val. Had ik hier zojuist de panelen beschadigd?
Ik stapte uit de wagon en werkte de kist terug door het gat naar binnen. Voorzichtig deze keer, stapte ik de wagon opnieuw in. Ik nam het deksel vast en snoof een diepe teug bedompte zuurstof naar binnen alsof ik me voorbereidde op iets groots. Het deksel was zwaarder dan ik dacht, dus toen ik het lichtte liet ik het naast me uit mijn handen vallen. Met het licht dat van mijn mond vandaan kwam scheen ik in de kist. Even voelde ik me net zo vastgeroest als de rest van het ijzerwerk in dit hol. Daarna barste ik in lachen uit. In de kist lach een houten replica van het paneel waar ik zojuist van stond te dagdromen. Het paneel had de Russische adelaar erop, maar in plaats van een koninklijke staf droeg het een geweer. Waar de vogel op het origineel een kroon droeg, had het nu een militaire helm en de staart met drie veren was vervangen door een penis die recht naar beneden wees! Er stond een Cyrilische tekst ingekerfd die ik niet kon thuisbrengen, maar het handschrift herkende ik meteen. Het was dat van Drozhki!
Ik zat dus goed! Alexei Drozhki was hier ooit en had een grap achtergelaten die met de schat te maken had! Vlug doorzocht ik ook de andere kisten, maar die waren leeg. Even overwoog ik de gedachte dat de kapitein de kamer ooit al had weg gesmokkeld, maar die gedachte verdreef ik. Toen hij zijn assistent Klucz in 1963 vroeg om de documenten die ik had bemachtigd te verstoppen, waren zijn dagen haast geteld. Een van de mannen die hij omgekocht had in '45, had promotie gemaakt. Toen hij van dergelijke rang was om zijn voormalig kapitein van de diefstal te beschuldigen, werd zijn oude bevelhebber opgepakt en Klucz had nooit meer iets van Alexei vernomen. Enkeltje Goelag, in het beste geval. Klucz ondernam de gevaarlijke oversteek naar het westen, voor de Stasi ook hem in de smiezen kreeg en streek neer in Delft. En daar ontmoette ik hem. Op zijn sterfbed. Hij had me gevonden, via internet nota bene! Toen hij wist dat ook zijn dagen geteld waren, zadelde hij mij op met de geheimen waar zijn baas hem zestig jaar eerder mee opzadelde. En ik stond op het punt het op te lossen! Ik voelde het!
Gemotiveerd draaide ik me om en wurmde me terug door de spleet naar buiten. Ik scheen mijn licht op de stilstaande betonlawine die ooit als ingang van dit depot diende en keek daarna naar het gat waardoor ik was afgedaald. Zonder die tunnel in ere te herstellen was er geen mogelijkheid dat de panelen van haast twee meter per stuk heelhuids de buitenwereld zouden bereiken. Het moest hier dus nog ergens zijn!
Ik kon mijn tevreden grijns niet onder controle houden nu ik zo dichtbij was. Ik scheen lopenderweg mijn zaklamp door de ruimte heen. Meer dichte deuren, allemaal op dezelfde manier afgesloten. Ik zocht naar verschillen, geheimzinnige tekens of kervingen, zoals in de film. Maar er waren geen aanwijzingen. Logisch eigenlijk, waarom zou Drozhki sporen achterlaten na alle moeite die hij had gedaan om het te verstoppen? De kou begon zijn grip op me te krijgen. Had ik maar naar mijn moeder geluisterd en meer spek gegeten. 'Geen tijd te verliezen Paultje, je kan het!' Mijn woorden galmden naar me terug.
Ik besloot makkelijk te beginnen. Ik verwachtte niets van de wagons in het midden van de ruimte, maar onderzocht ze toch. Ze waren in slechte staat, bruin geroest, doorgezakt en vol met kogelgaten. Er stonden een grote swastika op de laatste wagon die mijn oog trok. Ik beklom het opstapje en scheen mijn zaklamp naar binnen. Een stuk of twintig vleermuizen openden hun ogen en begonnen wild te fladderen.
Van schrik liet ik me achterovervallen, met een nat pak als gevolg. Het gekrijs van de wild rondvliegende beesten werd oorverdovend teruggekaatst door het water en de muren! Ik bedekte mijn hoofd en oren terwijl ik vlug een weg terug uit het water zocht. Na een minuut was het weer stil. Ik verbaasde me hoe die rotbeesten zich overal binnen wurmden. Ik veegde de druppels van mijn bril en scheen mijn zaklamp ongerust rond op zoek naar die vliegende ratten.
Toen ik de moed had gevonden weer op te staan bewoog ik voorzichtig terug door het water richting de wagon. Ik verlichtte hem opnieuw en zag dat ik voor niets een slaapfeestje had verstoord. De wagon was leeg. Ik keek naar de deuren. Waar zou ik de buit verstoppen als ik communistenkapitein was? Ik probeerde me in hem te verplaatsen. Dankzij de aantekeningen en foto's uit de muur, maar vooral door zijn dagboek lukte dat. Ik moest denken als militair! Hij wilde het brandgevoelige barnsteen ongetwijfeld ver weghouden van de destructie die hij aan zijn manschappen had opgedragen. Zo ver mogelijk daarvan weg, dus zover mogelijk van de ingestorte ingang vandaan.
Ik liep naar de achterzijde van de ruimte en koos de deur waar ik de lichtstraal van de dienstingang niet meer zag. Terwijl ik het depot bleef verlichtten om gevleugelde belagers te spotten, wipte ik opnieuw een borgpen uit de hendel en begon eraan te trekken. Deze ging gemakkelijker open. Met een forse duw schoof de roldeur open in de richting van het trappenhuis.
De ruimte was veel groter dan de deur deed geloven. Er stonden twee wagons in, beiden afgesloten. Ik klopte op de gerotte houten deur van de wagon en hoorde tot mijn geluk geen beweging. Ik schoof de deur voorzichtig open en geloofde mijn ogen niet. De hele wagon stond vol kisten! In het licht zag ik dat de kisten langwerpig waren. Anders dan de rest! Ze zaten dichtgespijkerd en waren met witte Duitse teksten bedrukt: Königsberg. Nicht offen!
'Nicht offen m'n reet!' Ik trappelde van vreugde, tilde één van de kleinere kisten voorzichtig uit de wagon en zette hem op de grond. Ik zette mijn zakmes behoedzaam onder de rand en wikte het deksel spijker voor spijker los tot ik mijn handen onder het deksel kon zetten. Met een flinke krachtinspanning van mijn studentenhandjes vol splinters gooide ik het deksel achter me. Het klaterde op de vloer, wat me een nieuw krijsconcert van de vleermuizen opleverde. Ik dook opnieuw ineen met mijn handen op mijn oren. De splinters die door de handschoenen heen staken schaafden mijn oren. 'Kutbeesten', vloekte ik toen de kust weer veilig was.
Ik zat nog gehurkt en durfde nauwelijks op te staan. De afmeting van de kisten was correct, ze kwamen uit Koningsbergen en stonden in de bunker die ik had gevonden met behulp van de instructies van een Russische barsteenkamerfetisjist waarvoor ik nota bene een deel van de Berlijnse muur had moeten laten ontploffen.
Ik dacht aan de uitgemergelde oude Klucz op zijn sterfbed. Aan ons moeizame gesprek in gebroken Nederlands. Aan de last die zijn KGB-baas hem in 1963 had gegeven en die hij niet tot in zijn graf kon dragen. Aan hoe hij lachend zei dat ik iets memorabels moest zeggen als ik het gevonden had. Ik was zo bezig met het vinden van de schat dat ik niet had nagedacht wat ik zeggen moest. Moest ik iets zeggen? Ik kon het achteraf toch gewoon bedenken? Ik was hier immers alleen. Ik dacht aan Howard Carter toen hij Toetanchamon's tombe opende. 'Yes! Wonderful things!' fluisterde ik, terwijl ik de moed vond om op te staan.
Verwachtingsvol scheen ik mijn lamp in de kist. 'Holy fuck!' Het licht dat weerkaatste van het goud was feller dan ik ooit had gezien! Zelfs onder de dikke laag stof! Ik wilde het vastpakken, maar mijn archeologische opvoeding won het van mijn enthousiasme. Ik mocht het niet beschadigen! Ik haalde vlug mijn handschoenen en gereedschap uit mijn tas en begon het stof te verwijderen.
Stukje bij beetje zag ik hoe een engelenbeeldje tevoorschijn kwam en me speels aankeek. Ik veegde het paneel eronder ook vrij en de licht-en donkerbruine barnstenen scherven kwamen tevoorschijn. Ik had het gevonden! De barnsteenkamer stond hier! Ik zakte door mijn knieën en voelde voor het eerst in weken de druk van mijn borst verdwijnen. Ik kon eindelijk mijn onschuld bewijzen. Eindelijk weer koffie gaan drinken zonder angst opgepakt te worden, of boodschappen doen! Oh man, voor het eerst in mijn leven had ik zin om boodschappen te doen!
Ik pakte mijn telefoon en schakelde hem sinds maanden weer in. Het was nu een kwestie van contact leggen met de Poolse instanties en zodat ze een archeologisch team hierheen konden sturen waarmee ik de panelen voorzichtig kon bergen! Het schermpje ging aan en doorbrak de stilte met de schelle openingstune van het toestel. Ik keek naar de icoontjes in de rechterbovenhoek; 100% batterij, geen bereik. 'Fuck!' Ik moest de bunker uit voor bereik.
Terug door spinmageddon, bah! Ik keek naar de kisten. Het liefst wilde ik ze één voor één openmaken en hun schoonheid blootleggen, maar voor nu moest ik het doen met één flitsloze foto van het mozaïek. Met mijn handen gleed ik over enkele kisten, maar alsof het hout me wilde herinneren aan mijn taak hier, kreeg ik een forse nieuwe splinter in mijn vinger! Ik schrok en schopte uit frustratie tegen de kist. De oude planken scheurden! Ik draaide me om en liep de ruimte uit. Ik wilde niet zien wat ik zojuist had gesloopt.
Ik stapte de ruimte uit en liep richting het ondergelopen deel. Met mijn zaklamp verlichtte ik het horloge. Mijn zoektocht hierbinnen duurde nog geen twintig minuten. Mijn opgewonden stappen werden minder voorzichtig, tot ik tussen het plenzen door iets hoorde. Ik duwde me tegen de muur en hield mijn adem in. Mijn spieren stonden paraat, gespannen, klaar om te vechten. Of vluchten. Gedempt hoorde ik stemmen. Zie je wel! Ze waren me gevolgd. Die helikopter was toch voor mij! Als zij het waren zouden ze me niet zomaar naar buiten laten lopen. Ze zouden de kamer claimen en hun Russische winsten verder vergroten! En wie weet wat ze met mij zouden doen? Ik balde mijn vuist en sloeg tegen de muur. Er hoorde hier niemand te zijn! Er kon hier niemand zijn! De stemmen buiten werden luider en erger nog: het werden er meer. Ik zocht naar bekende stemmen, maar herkende niemand. Ik hoorde ze bakkeleien over wie eerst de trap af moest en besloot mijn kans te grijpen. In het trappenhuis was ik veiliger dan hier. Wie weet kon ik ze ontwijken.
Met mijn rug strak tegen de wand schoof ik stap voor stap dichterbij in een poging geen geluid te maken. Ik herkende het gekraak van de eerste trap. Iemand was aan de afdaling begonnen. 'Pas op! Je weet nooit waar Kuifje zich bevindt!' Er klonk gelach. Ze maakten zich om mij geen zorgen en terecht! 'Ik denk dat die gast bij Walbryzch een groter probleem was!' De afdaler landde op het ijzeren platform, dat heftiger kraakte door zijn ongetwijfeld imposantere verschijning dan de mijne. 'Ja', galmde het door de hal. 'Die gek begon meteen te schieten. Gelukkig schieten wij beter!' Opnieuw gelach. Onder dekking van hun stoere mannenpraat had ik mijn doel bereikt en stond onderaan het trappenhuis. Ik moest een manier vinden om de vondst te claimen voor zij het konden doen, anders zouden ze met míjn eer gaan strijken!
De zware stappen galmden door de ruimte. Hij had het betonnen pad bereikt en zou snel het trappenhuis inkomen. 'Kom maar naar beneden jongens! Kuifje heeft de deur al voor ons open gedaan.' Ik baalde, als ze me zouden vinden zou ik sterven als kuifje, niet eens als Indiana.
Meer voetstappen naderden over het ijzeren plateau en probeerde het aantal te onderscheiden. Drie, misschien vier. Ze konden niet met veel meer zijn, dan pasten ze niet samen in de helikopter. Misschien moest ik me inbeelden dat het vrouwen waren, dan ontweek ik ze vanzelf. Of beter gezegd: zij mij. Ik was ondertussen twee verdiepingen geklommen. Ik sloop de betonnen trappen op, haast geknield, in de hoop geen spinnenwebben meer te slopen die mijn positie nog verder konden verraden.
Mijn tegenstanders deden in ieder geval geen moeite zich te verstoppen. 'Paul! Meneer Graver!' Zijn accent klonk als een mix tussen Duits, Russisch en Nederlands. 'We weten dat u hier bent. Heeft u de panelen al gevonden? Als u nu tevoorschijn komt doen we u niets!' De stem galmde verdacht vriendelijk door het trappenhuis. Ik reageerde niet. 'Oké, dan komen we je halen. Jij je zin.'
Zijn vriendelijkheid was verdwenen.
Ik hoorde zijn gewichtige voetstappen langzaam de trap af komen. Meteen scheen ik mijn zaklamp de gang naast me in. Die liep een heel eind door zonder deuren! Haast limbo dansend bewoog ik me tussen de spinnenwebben door en liep op kousenvoeten door de gang. Meer voetstappen vulden de betonnen koker achter me. Het licht van mijn kleine zaklamp werd langzaam schaarser. De kou tastte de batterijduur aan. Dit was de laatste plek waar ik zonder licht wilde raken! 'Weten we zeker dat Graver hier is?' klonk een tweede stem. 'Ja. Hier hebben we zijn trackersignaal het laatst opgepikt. Nog geen twintig minuten geleden. Hoort je dat Paul? We weten dat je hier bent. Als je voortaan zaklampen bestelt, gebruik dan een valse naam! Sukkel' Dat laatste woord echode in de gang. Of in mijn hoofd? Ik stond stil en klemde mijn tanden op elkaar. 'Fucking zaklamp.' Gelukkig bracht een splitsing in de gang beter nieuws. Hoe meer hoeken en bochten, hoe beter. Ik ging linksaf. De stemmen van mijn achtervolgers verstomden.
Het was hier stil. En leeg. Na tien meter stond ik voor een deur. Er stond een bed op afgebeeld. De deur stond op een kier, dus ik duwde hem voorzichtig open. Een kort piepend, maar veel te hard geluid van de scharnieren stopte mijn hand. Ik stond versteend. Dit moesten ze gehoord hebben! Ik liet de deur los. Opnieuw die piep. Ik moest hier weg. De andere gang in. Ik kwam bij de splitsing, duwde mijn rug tegen de wand en spiekte om de hoek. Ik zag bewegend licht op de vloer, ze kwamen eraan! Snel stak ik over, de andere gang in. Mijn lichtbron onthulde een openstaande deur. Ik keek over mijn schouder en zag de muur achter me oplichten. Ze kwamen me halen. Ik ging zonder hem aan te raken door de half openstaande deur. Voor het eerst was mijn slungelige postuur een voordeel. In de kamer stonden stapelbedden zonder matrassen. Een oude, hoge kast stond met de deuren open midden in de kamer. De liggers ervan lagen door de ruimte verspreid. Ik kon me nergens verstoppen, behalve achter de kast. Het was niet veel, maar ik moest het er mee doen. Ik klikte mijn zaklamp uit. Het langzame geluid van een enkel paar voeten kwam dichterbij. De voetstappen werden luider en luider, tot ze ineens zachter werden. Haast onhoorbaar. Ik keek om de kast heen, de gang in en zag in het licht van zijn lamp dat hij de deur aan de overkant opende. Ik hoorde hetzelfde piepende geluid. De weerkaatsende gele gloed gaf zijn indrukwekkende silhouet weer. En het nog indrukwekkendere wapen. Hij draaide zich om. Ik deinsde terug achter de kast en kneep mijn billen samen. Nu kwam hij deze kant op. Het licht rondom de kale stapelbedden werd feller met iedere stap die hij dichterbij kwam. 'Ik ruik je. Paultje.' De klik van zijn veiligheidspal verraadde zijn intenties.
Ik zat in de val.
Hij duwde de kamerdeur iets wijder open, wat resulteerde in genoeg geluid om zijn positie te verraden. Dicht bij de kast. Zonder na te denken zette ik me af en gooide mijn volle gewicht tegen de kast aan! Die kieperde om, boven op mijn belager die met de kast mee omviel. Er klonk een kort salvo, drie kogels schoten rakelings langs me de muur in. Het wapen kletterde op de grond en ik stoof achter de kast vandaan om het te pakken. Verblind door het licht van zijn helm zag ik niet meer dan de rondslingerende liggers. Ik greep er een en hakte ermee op zijn pols, net voordat hij de kleine mitrailleur kon bereiken. Hij schreeuwde het uit van de pijn. Ik ging voor een tweede uithaal, richting de lamp, maar die ontweek hij vakkundig. De schok van de botsing tussen de ijzeren ligger en de betonvloer weerklonk door mijn hele lichaam. Ik schopte in blinde paniek rond me heen in de hoop mijn belager te raken. En dat lukte! Hij probeerde om te rollen, om mijn schoppen met zijn rug op te vangen, maar de kast hield hem tegen. Toen hij een nieuwe greep naar het wapen maakte liet hij eindelijk zijn gezicht onbedekt. Zo hard als ik kon stampte ik naar het licht van zijn mijnwerkershelm. Het vloog van zijn hoofd af door de impact. De hand die het geweer bereikt had verslapte. Hij proestte. Het klonk nat. Voor een seconde was het stil. Ik voelde mijn aderen kloppen, had hoofdpijn en hijgde als een paard. Had ik hem zojuist vermoord?
Tijd om na te denken kreeg ik niet, want ik hoorde een driftig paar voetstappen in het trappenhuis mijn kant op stormen. 'Wat was dat!? Milevski!?' De klank van deze nieuwe bloedhond was Russisch. De lamp in de hoek van de slaapkamer vormde een aparte schaduw over het levenloze gezicht. Het benadrukte zijn stilstaande ogen. 'Sorry.', fluisterde ik. Ik stapte over Milevski heen. Zijn wapen raapte ik op. Het lag nu ongemakkelijk in mijn handen. Ik bibberde. De mitrailleur was zwaarder dan ik me had voorgesteld. Ik wist niet eens of het zou werken als ik de trekker overhaalde, maar na wat ik hun kameraad had aangedaan verwachtte ik weinig sympathie.
Ik liep zo stil als mijn bevende benen me dragen konden terug de donkere gang in, richting de splitsing. Net als in de film probeerde ik me een houding te geven tegen de muur. Deze rol was onwennig. Ik was in het voordeel. De adrenaline beukte door mijn lichaam toen ik het licht van een nieuwe mijnwerkerslamp vlak voor me de muur zag raken. Een nieuw paar zware, maar snellere voeten naderde. Plots stopte de stappen. Ik hoorde zijn adem. En hield de mijne in. Hij kon niet meer dan meters van me vandaan zijn. 'Milevski?' Hij klonk onzeker. Ten minste zo onzeker als ik.
Dit was het moment! Maar één van ons ging dit overleven. Ik durfde niet te kijken. In de smalle gang kon ik hem onmogelijk missen. Ik liet mijn adem gaan, richtte het vuurwapen om de hoek en ik trok aan de trekker tot het magazijn leeg was. Een oorverdovend gekletter klonk door de ruimte. Gevolgd door een kalme plof. Ik keek met één oog om de hoek. Daar lag hij. Ik gaf mezelf geen kans om erbij stil te staan. Ik wisselde mijn lege wapen met zijn volle en stapte met grote passen richting het trappenhuis. Twee paar stemmen gilden door de ruimte, hopend op een teken van leven van hun kameraden. Ik liep zo vlug als ik kon schuin achterwaarts de trappen van spinmageddon af met het wapen naar boven gericht. De overgebleven twee renden hoorbaar de trap af, op zoek naar mij.
Ik stond weer met mijn enkels in het water en besloot van mijn beperkte tijd gebruik te maken om een positie tussen de treinstellen in het midden van de hal te vinden. 'Nee! Artem! Ik blijf bij Artem! Vindt die hond!' Ze hadden hun kameraad gevonden. 'Je kan niets voor hem doen man, hij is dood!' Er klonk wanhoop in hun stemmen. Vanuit mijn schuilplek zag ik een dansend licht de trap afdalen tot ze door de hal scheen. Snel gevolgd door een tweede. 'Jij die wagons. Ik sluit hem van achter in.' Even twijfelde ik of ze me al gezien hadden. De voorste beende langs me heen richting de schat van de Tsaar. Nee, naar mijn schat!
De achterste kwam daarentegen voorzichtig in de richting van mijn schuilplaats. Ik hoorde het spetteren van de ruwe voetstappen van de eerste man overgaan in driftige stappen tussen de treinrails vlakbij de rustplaats van de kamer. Opnieuw hield ik mijn adem in. Ik durfde me niet tegen de wagon aan te duwen, uit angst dat het geluid zou maken. Het licht van de mijnwerkerslamp scheen speurend tegen de muur achter me. Het water klotste zacht tegen de wielen naast me. De gedaante kwam steeds dichterbij, terwijl ik me zo klein mogelijk maakte en tussen twee spleten in de houten wagon doorkeek. Nog enkele passen en hij zou me zien.
Ik probeerde geluidloos het wapen op hem te mikken, maar mijn trillende handen konden hem nauwelijks in het vizier houden. Mijn vinger spande zich om de trekker over te halen toen de stem van de eerste man door de ruimte galmde: 'Dubrov! Een open deur. Hierheen!' De naderende voetstappen bogen direct af en hij sprintte richting de opslagruimte.
Opgelucht zuchtte ik zacht en liet het wapen zakken. Mijn plan was duidelijk! Ik schuifelde door het water in een poging geen enkel geluid te maken. Ik voelde in mijn broekzak en haalde de borgpen eruit. Toen het laatste licht de kamer in verdween zette ik grote, voorzichtige stappen richting de schuifdeur. 'Hoorde ik daar wat?', klonk het uit de opslagruimte. Ik staakte mijn stappen, net voor de deur. Ik wachtte af. De sluipende voetstappen van de mannen bewogen van me vandaan. Dit was mijn moment!
Terwijl het restant van mijn moordcommando vermoedelijk afgeleid werd door de pracht van de schat, gaf ik met al mijn kracht een duw tegen de deur die soepel sloot. Ik rende naar de hendelzijde om de borgpen erin te doen, maar had de dikte van de deur overschat. Twee magazijnen werden door de deur geschoten en ik voelde een stekende pijn in mijn rechterschouder. Bijna liet ik de borgpen uit mijn handen vallen, maar mijn reptielenbrein nam het over. Ik frommelde de borgpen in de deur en zetten het op een lopen.
Onder het geluid van nog meer salvo's door de deur vloog ik terug door het enkelbrekende water, met drie treden tegelijk door de spinnenwebben en zonder aan de roest te denken de ladders op. Ik klom richting het luik en werd verblind door de laaghangende zon. Door de spleetjes van mijn ogen zag ik het silhouet van een helikopter en hoopte dat mijn geluk nog even aanhield. Als een commando maakte ik me klein en snelde naar de helikopter, klaar om een nieuw gevecht aan te gaan! Maar het was stil. Verlaten. Ik greep mijn telefoon uit mijn zak. Er zat een enorme barst in het scherm, maar dat deerde niet. In de bovenhoek zag ik een zwak streepje. Bereik. Het ging lukken! Ik ging de barnsteenkamer voor het eerst in tachtig jaar met de wereld delen, tegen de wens van die egoïstische communist in. De schat van de tsaar, in communistisch gedachtegoed opnieuw met iedereen gedeeld! Eindelijk.


