Wat gebeurd is, is gebeurd
In dit korte science-fiction verhaal reist multimiljonair en tech-guru Noud terug naar het verleden om zijn hond te redden.
‘En wat als u niet terugkomt?’ Het was absurd dat we dit nog niet besproken hadden, maar dat is de deal die je maakt als je van in zeven sloten tegelijk lopen je handelsmerk maakt.
'Doe maar een persberichtje uit jongens. Het testament is geschreven, alle goede doelen weten wat ze van me krijgen. En ze krijgen genoeg. Er is verder niemand die jullie hoeven contacteren. Scheelt weer werk.’ Even stopte ik mijn wandeling naar de cabine. Vaders' kleding gaf een voorproefje van mijn reis in de perfect gelapte ruiten. Ik leek op hem, jammer genoeg. 'Staat je goed.' hoorde ik hem in gedachte zeggen. Er waren drie dingen die mijn geld niet konden kopen: mijn tachtigerjaren haardos, tijd en mijn beste vriend. Tot vandaag. Ik was proefkonijn voor ons eigen experiment.
Voor de zekerheid snoof ik nog één keer de gefilterde lucht van mijn laboratorium in. Straks was ik terug in de geur van filtersigaretten en nucleair angstzweet. Ik liep door naar ons prototype: 's werelds eerste tijdmachine. De gebolde glazen deur opende met een sis en ik ging in het apparaat liggen. Met eenzelfde sis sloot het apparaat. 'Bent u er klaar voor meneer Hoveling?' Het kleine speakertje in de cabine kraakte. 'We moeten deze speaker aanpakken als we de volgende fase in gaan. En voor de laatste keer Gutièrrez: het is Noud voor jou! Meneren zijn oude mensen!' 'Excuses meneer Ho- Noud.' In mijn ooghoek was mijn groep wetenschappers heftig in discussie, terwijl ze als onthoofde kippen rond waggelden. Ik baalde dat ik ze niet kon horen zonder intercom. 'Daar gaat'ie Noud. Nog laatste woorden?' Ik gromde. 'Zorg jij er nou maar voor dat dit niet mijn laatste zijn.'
Mijn zin was nog niet af of de cabine begon langzaam te verwarmen. Ík begon te verwarmen. Gutièrrez had uitgelegd dat dit mijn atomen waren die klaar werden gemaakt voor de stap terug in de tijd. De allereerste ooit. Even werd de hitte me te veel, niet meer dan enkele seconden. In die seconden leek het alsof ik door de blender ging. Ik probeerde te spartelen, maar mijn ledematen bewogen niet. De druk van de voetsteunen viel weg en mijn hoofd tolde! Ik zag een fel witte flits! Plots stopte alles. Kort. Gevolgd door een gigantische klap! Mijn lijf beukte tegen het gras. Een scherpe pijn schoot door mijn gewrichten en mijn ontbijt lag binnen seconden naast me op de groene zoden. Het duurde even voor ik terug bij zinnen was. Langzaam verschenen tussen de zwarte vlekken flarden van een plek die ik herkende. De Dageraadstraat in Prinschenhoek. Beter bekend als: thuis. De extreme warmte van zojuist maakte plaats voor de gure wind die ik van deze dag herinnerde. Was het gelukt?
De gordijnen bij het hoekhuis hingen open, zoals dat altijd was om tien uur 's ochtends. Hun zwart-wit geblokte vloer en felrode bank waren volgens trend, zoals de Beukeboompjes dat deden. Ook in 1986 waren ze perfect bij de tijd. Toch was dat niet de reden dat we hun voortuin als landingsplaats hadden ingesteld. Dat was de krant die door de bezorger steevast niet ver genoeg door de brievenbus van hun voordeur werd geduwd, Gutièrrez en zijn team twijfelden over de accuraatheid van hun TimeTransporter. Als hun berekeningen klopten was het vandaag 28 februari. Niet voor niets was ik nú hier. Deze dag vergat ik nooit. En niet omdat de Zweedse premier Olof Palme die avond werd doodgeschoten.
Het was rustig in de straat. De kerkkloek sloeg tien uur. De tijd op mijn horloge was dus correct. Kort keek ik om me heen. Behoedzaam. Ik mocht dan 's werelds eerste tijdreiziger zijn, maar dat mocht niemand weten. Mijn team van onderzoekers drukte me al weken op het hart dat niets of niemand me mocht zien! Er waren honderden vraagstukken die begonnen met: Wat als iemand meneer Hoveling ziet? Dat ik mijn dekmantel toch zou laten vallen -tegen hun uitdrukkelijke adviezen in- had ik natuurlijk niet met mijn team besproken. Ik wandelde quasi kalm naar de voordeur van de Beukenboompjes en trok de krant uit de brievenbus. De krant kopte 28 februari. Er stond een foto van brandweerman bij een rits uitgebrande panden op de voorpagina. Voorzichtig stopte ik de krant terug in de bus en keek op m'n horloge. Minder dan vijf minuten voor we door een onverhoopte botsing van het lot beiden thuiskwamen. Ik stoned, hij dronken. Tien minuten later zou ons lot voorgoed zijn veranderd en moest ik terug op dit grasveld staan om teruggehaald te worden. Meer tijd kreeg ik niet van mijn team.
Ik stapte richting bekend terrein: mijn ouderlijk huis. Mijn buik kriebelde aangenaam. Opwinding als deze voelde ik voor het laatst toen Suzanne Janssen haar buitenboordbeugel uitdeed om me mijn eerste kus te geven. Ik voelde me jong! Als vanouds nam ik een aanloopje om over het hek te springen. Overmoedig. Ik kwam nog niet halverwege, maar wel hoog genoeg om te vallen. Voorover rolde ik in het gras. Direct hoorde ik een blaf en mijn mondhoeken krulden op: Jimmy.
Door zijn gekrabbel tegen de voordeur voelde ik me thuis. Ik stond op en verkende de straat opnieuw om te zien of niemand mijn valpartij had opgemerkt. Ik was alleen. Zonder te kijken vonden mijn spieren het duwtje dat nodig was om de tuinpoort uit het slot te wippen. Voor het eerst in zevenendertig jaar stond ik terug in de achtertuin. Ik griste de sleutel van zijn vertrouwde plek aan een spijker aan het schuurtje. Niet lang meer voor we zouden binnenkomen. Ik draaide de deur open en een opgewonden viertal pootjes klonk door de gang heen, mijn kant op.
Ik snoof de geur van pa's Marlboro's op en walgde van het gele wit dat de muren kleedde. Het tapijtje onder de eettafel was zelfs in '86 al uit de mode, evenals de tegeltjes achter het keukenblok. De temperatuur verraadde dat de gasprijs hier gunstiger was dan in 2023.
Ik ging op één knie zitten wachtte. Jaren droomde ik al over dit moment. Hem even vasthouden. Zijn donkerbruine krullen aaien en hem vertellen hoeveel ik van hem hield. Zou hij me herkennen?
Met een wilde zwiep duwde Jimmy's dropneusje de keukendeur open en verstijfde in de deuropening. 'Hee jongen, ik ben het.' Schoorvoetend stapte Jimmy dichterbij, poot voor poot, tanden ontbloot. Hij gromde. 'Ach doe niet zo gek Jimmy, ik ben het maar. Noud!' Hij kantelde hij zijn kop. Zijn bruine ogen keken me vragend aan, maar hij herkende me niet. Ik schuifelde naar hem toe. Zijn verstijfde staart wees kaarsrecht naar het plafond. Hij gromde agressiever en langzaam zette hij zich schrap om me aan te vallen. Mijn armharen stonden recht overeind. Ik had mijn hond maar één keer eerder zo gezien. Vandaag. Zevenendertig jaar geleden, net voor het gebeurde. Zijn bruinzwarte voorpoten zette hij schrap, maar ik had nog één troef in handen. 'Waar is jouw ti-ta-teddybeer?' Even doorbrak zijn agressie. Hij keek zoekend rond, een paar seconden, maar kon zijn beertje niet vinden. Toen ik opnieuw probeerde te naderen ging ik te ver. Met een wilde hap vloog hij mijn kant op! Ik ontweek hem, greep met één hand zijn korte staartje en slingerde hem door de keuken. Hij had nauwelijks tijd nodig om zich te herpakken. Met een grote sprong halveerde hij de afstand tussen ons! Als een twintiger liet ik me achterover naar buiten vallen. Ik trok de deur dicht in mijn val. Zijn kop ramde de sluitende deur en een zielige piep ontglipte de woeste Bouvier.
Hij herkende me niet meer.. Mijn ogen brandden, maar ik had geen tijd om eraan toe te geven. Ik, nou ja, Noudje, zou zo de hoek om komen. Ik deed de deur terug op slot en verstopte me in de nis tussen de coniferenhaag en het kleine houten schuurtje. Ik hurkte zo diep als mijn stijve knieën toelieten en probeerde me muisstil te houden.
De krakende tuinpoort ging open. Seconden later spiekte ik van om de hoek van het schuurtje in Noudjes rooddoorlopen ogen. Take on me schalde uit de koptelefoon van mijn walkman. Was ik dat? De smoezelige slappe tiener was precies het soort jeugd dat ik nu verachtte. Ik wreef door het dunne haar halverwege mijn schedel. De aanblik van de volumineuze lokken van mijn Hasselhofhaar maakte me kort weemoedig. Tot de realiteit mijn bewustzijn binnenvloog: waarom zou iedereen niet alle ellende besparen? Iets gooien, of roepen. Zorgen dat Noudje wegrende en alle narigheid zou ontlopen. Maar ik deed niets. Het was mijn modus operandi in '86, ook nu nog. Even voelde ik me weer de veertienjarige die ik net zag lopen. Ik kon niets doen. En bevroor.
Nu was het te laat. De deur opende en ik hoorde mijn lacherige nasale tienerstem. 'Jimmy, potverdikkie, doe rustig! Doe niet zo gek Jimmy, ik ben het maar. Noud! Ga je beertje pakken!' De hond stoof weg. Nu wel. Ik keek door de openstaande achterdeur. De voordeur ging open en ik zag mijn vaders imposante silhouet in het lage winterzonnetje. Nu pas realiseerde ik me dat mijn vader op dit moment tien jaar jonger was dan ik in 2023 en de enige reden dat zijn kleding me paste, was mijn bourgondische buik. Hoe moest ik hem stoppen? Met mijn kantoorhandjes zou ik weinig uitrichten. Ik herinnerde me hoe vader ooit een vervelende buurman een paar tikken had verkocht toen die mijn moeder beledigde. Wat als hij me net zo hard zou toetakelen en ik niet meer terug in de voortuin van de Beukenboompjes zou kunnen komen?
Vader kwam net terug van zijn nachtdienst als lasser, hoewel die om zes uur al geëindigd was. Zijn weekend was begonnen. 'Wat doe jij hier?' De dubbele tong van mijn vader klonk verbaasd. Noudje giechelde. 'Ik heb een snipperdag genomen.' Een korte stilte volgde. In luttele seconden zou de vulkaan barsten. Ik moest een oplossing vinden. Ik ging mijn jaren van werk, investeringen en experimenten niet tenietdoen door een gebrek aan vindingrijkheid. Of erger nog: door angst. Om me heen was een overvloed aan afleidingsmanoeuvres, maar ik kon niet kiezen. Tot ik door het raampje van de achterdeur zag dat Jimmy de oplossing kwam aandragen en keurig voor Noudjes voeten legde. Brave hond! Nu moest ik nog een manier vinden om erbij te geraken.
'Jij gaat godverdomme terug naar school, snotjoch! Nu meteen!' 'Maar pappie,' spotte Noudje, 'ik mag toch helemaal niet stoned naar school?' Even was het stil. 'Stoned?' Hij sloeg de voordeur hard achter hem dicht. Met grote passen beende hij door de schemering van de gang richting de keuken. 'Ik geef je één minuut om je spullen te pakken en op te rotten. Naar school! Je moeder zou zich schamen voor je!'
Ik dacht dat ik mezelf vergeven had voor wat Noudje nu ging zeggen, maar ik kreeg een brok in mijn keel. 'Als ze zich niet kapot had gezopen had ze me beter op kunnen voeden!' Vanuit mijn verstopplek zag ik iets breken bij vader. Alsof jaren opgekropt verdriet eindelijk een uitweg vond. Voor het eerst snapte ik zijn uitbarsting. Eindelijk. Met die zin brak ik mijn vader. Mijn borst voelde beklemd. Wat op het punt stond te gebeuren, was ook mijn schuld. Veel meer nog dan ik me kon herinneren. Toch kon ik hem niet ongestoord zijn gang laten gaan.
Mijn vader stond ondertussen in deuropening van de huiskamer en liet zijn koelbox op de grond vallen. 'Wat zei jij daar! Ondankbaar jong. Uit m'n ogen!' Hij stoof naar voren en haalde met de buitenkant van zijn hand uit naar zijn zoon. Een voltreffer.
Maar de door cannabis overmoedige tiener tegenover hem kende geen angst meer. Jammer genoeg. 'Nee! Je hebt niets over mij te zeggen! Je bemoeit je nooit met me, dus nu ook niet!'
Dit was mijn moment. Ik zag hoe Noudje voor het eerst opstond tegen zijn tirannieke vader. Mijn tirannieke vader. Met al zijn kracht duwde hij het wankelende gevaarte tegenover hem, die over zijn koelbox achterover struikelde en hard op de huiskamervloer terechtkwam. In een seconde zat Noudje boven op mijn beduusde vader. Drie keer beukten Noudjes vuisten in op zijn bebaarde gezicht.
Jimmy blafte op de achtergrond, terwijl hij zich haast buiten mijn zicht steeds kleiner maakte in de hoek van de kamer. Ik moest hem daar zien weg te krijgen, anders was ik hier voor niets. Ik bewoog gehurkt naar het muurtje naast de achterdeur, hopend dat niemand me zag. Mijn blik wisselde af tussen Jimmy's beertje op de keukenvloer en de worsteling. Jimmy had een haast telepathische connectie met zijn knuffel. Niemand kon die ongezien wegnemen en ermee wegkomen. Ik hoopte dat die connectie ook vandaag zo sterk was.
Ik gluurde om de hoek. De rollen waren omgedraaid. Ik zag mijn vader uithalen op het scharminkel dat onder hem op de grond lag. Het litteken boven mijn wenkbrauw brandde even. Herkenning. Het was nu of nooit. Jimmy moest daar weg! In drie passen griste ik zijn beertje van de grond en zag Jimmy zijn oren spitsen! Hij kon zijn knuffelbeest onmogelijk negeren! Opgewonden stoof ik door naar de voordeur. Het beertje gooide ik door de achterdeur naar het schuurtje. Hun telepathische connectie zou de rest doen.
Ik spiekte door het bonte glas-in-loodraam van de haldeur. Mijn herinnering speelde zich nu voor mijn neus af, maar niemand lette op mij. Jimmy sprong op en rende grommend langs het gevecht! Tevreden wilde ik naar buiten stappen om naar het grasveld te gaan, maar ik kon mezelf nog net op tijd terug door de deuropening terug naar binnen trekken. Shit! Die was ik vergeten! Als de buren me zo uit het huis zagen komen was ik écht gezien. Ik was nu te lang onopgemerkt gebleven om het risico op al die verknipte tijdreizigersproblemen te vergroten.
Ongezien moest ik weg zien te komen, door de achtertuin! Ik draaide me om en sloop de trap op. Jimmy zag me niet. Hij lag zelfingenomen te kwispelen met zijn beertje in z'n bek. Op de ruzie binnen lette hij nauwelijks meer. Voor mij was er nu nog maar één route over. Door vaders kantoor, over het dakje van de schuur naar het slopje. Mijn horloge verraadde dat ik nog maar een paar minuten had om terug op het grasveld te komen. Mijn voeten vonden vanzelf het ritme van de treden, alsof ik hier nooit was weggeweest, maar mijn oude spieren hadden moeite ze bij te houden.
De deur van vaders kantoor stond open. Het kantoorraam opende met een snerpende piep, terwijl mijn verzuurde lijf er maar met moeite doorheen kwam nu de adrenaline op was. Op het platte dakje keek ik naar de hond. Hij zou het merken als ik naar het schuurtje zou springen.
Vlug nam ik een kiezel van het dak en gooide het naar de woekerende bosjes achter in de tuin om Jimmy verder af te leiden. Hij sprong op om het geluid van de steen te onderzoeken. Het sprongetje dat ik als tiener haast dagelijks maakte om 's nachts weg te sluipen, was te groot voor mijn vijftigerslichaam. De rottende dakgoot waarop ik landde brak onder mijn honderd kilo levenservaring. Ik kon me nog net aan het randje vasthouden, maar mijn benen bungelden over de rand. Al mijn kracht was nodig om niet verder weg te glijden. Jimmy draaide zich om. Woest blaffend en grommend kwam hij mijn kant op. Ik trok uit alle macht, maar vond haast geen grip om omhoog te komen. Woest blaffend en grommend hapte Jimmy naar mijn Gucci's, tot ik tot mijn verbazing nog een restje stresshormoon vond en mezelf over de rand trok. Binnen hoorde ik Noudje kermen. Vader botvierde daarbinnen jaren van opgekropte woede op de jongen. Zijn melodie van angstkreten was heftiger dan ik me herinnerde.
Tot Noudje plots het plot veranderde: 'Jimmy! Help!' Mijn adem stokte. Dit hoorde niet te gebeuren. Ik had nooit om Jimmy's hulp geroepen! Alles was goed gegaan. De hond was buiten. Met mij bezig, niet met hen! Volgens plan! Alleen zo zou Jimmy het overleven! Driftig grommend en blaffend rende de hond naar binnen. Ik kon niets meer doen. Jimmy gromde, blafte en beet. 'Godverdomme! Kuthond!' Vaders' gegil echo'de door mijn hoofd. Het was mislukt. Een krakende knal, direct gevolgd door een wanhopige hondenkreet! Toen was het stil. Noudje stopte met roepen, vader stopte met slaan en Jimmy. Mijn lieve Jimmy. Ik barstte in huilen uit. Het was mislukt.
Mijn horloge piepte. Er waren nog twee minuten over en ik moest rennen om op tijd terug te zijn, maar ik was verslagen. Ik had Jimmy niet gered. Toen niet, nu niet. Binnen laaide de ruzie weer op, maar dit keer was het Noudje die vloekte en tierde tussen zijn tranen door. Die schop van vader veranderde alles en dat zou zo blijven.
Gefrustreerd smeet ik het piepende horloge kapot in het slopje. Het werkte ontnuchterend. Ik had niets meer te zoeken in '86. Ik wilde naar huis. Achtervolgd door het luide geschreeuw van Noudje en mijn vader rende ik naar het grasveld en keek niet meer op of om.
De felle flits op het grasveld slokte me direct op, ik werd weer warm, misselijk en ging opnieuw door de blender tot ik terug lag in de glazen kist. Woest beukte ik op het glas. Om me heen stond het vol geschrokken wetenschappers. Toen de deur opende probeerden ze slangetjes op me aan te sluiten en ze stelden vragen. Ik hoorde ze nauwelijks. Zonder acht te slaan op wat om me heen gebeurde pakte ik de kruk bij de poten die mijn mensen voor me hadden klaargezet.
Het volgende moment dat ik me herinner stond ik in een ravage van losgetrokken kabels, kapotgeslagen microchips en glasscherven. Gutièrrez had de kruk van me afgepakt en twee van mijn mensen hielden mijn armen op mijn rug. 'Meneer! Wat in lieve hemelsnaam was dat!?' kermde de Spaanse wetenschapper te midden van zijn verwoestte levenswerk. Ik haalde verslagen mijn schouders op. 'Wat gebeurd is, is gebeurd. En dat moeten we zo laten.'


