We moeten praten
In deze spannende thriller wordt Joris geconfronteerd met het resultaat van zijn affaires met zijn beide buurvrouwen.
‘Ik zie je vanavond lieverd, klus ze!’ zeg ik terwijl ik de deur dicht gooi en Nyra uitzwaai. Ze ziet er niet uit in haar kluskleren vol gaten en haar haar dat ze verfomfaaid in een knot heeft gestoken. Het deert haar niet. Dat weet ik. Niets deert haar.
Zelfs na twaalf jaar verbaas ik me nóg dat ze de arrogantie waarmee ze die steeds dikker wordende kont heen en weer schudt, verwart voor zelfverzekerdheid.
Haar look is een façade, want ik weet zeker dat ze niet gaat klussen bij het scoutingsgebouw, zoals ze bij het avondeten beweerde. Het is zondag, in hemelsnaam. Voor een rechercheur kan ze verdomd slecht liegen. Geen wonder dat ze al jaren geen promotie meer maakt.
Waar ze écht naartoe gaat weet ik niet. Eerlijk gezegd zal het me een worst wezen, maar sinds vrijdagavond doet ze vreemder dan ooit. Ze is afwezig. Antwoorden doet ze alleen omdat het moet en het lijkt alsof ze de wereld op haar schouders meezeult. Ik heb haar ernaar gevraagd, zoals een goede echtgenoot dat doet, maar ze blijft volhouden dat er niets is. Ze kijkt maar wat ze doet. Ik heb grotere problemen op dit moment. Ik check mijn telefoon opnieuw. Het staat er echt:
Ik moet met je praten! Nu!
Ik kijk door de huiskamergordijnen of Nyra’s koekblik echt de straat uit is en loop terug naar de gang om mijn jas te pakken. Mijn blik valt op de fotolijstjes van ons drieën naast de kapstok. Jason's giebelende smoeltje trekt mijn mondhoeken omhoog. Hij lijkt op me, met zijn smalle kaak en lichtbruine krulletjes. Alleen zijn neus, die heeft hij godsgelukkig van zijn moeder. Niet zo’n enorme gok als ik. Terwijl ik sta te staren realiseer ik me dat er geen foto’s meer zijn bij gekomen sinds ik drie jaar geleden begon met wat het ook is dat ik aan het doen ben. Alsof het universum niet wil dat het wordt vastgelegd. Eerlijk gezegd wil ík dat ook niet.
De Joris op die foto’s had niet geloofd waar de Joris van vandaag mee bezig is. Die Joris zou me waarschuwen. ‘Op een dag keert het zich tegen je,’ zou hij gezegd hebben. De steen in mijn maag doet me wensen dat ik naar dat deel van mezelf geluisterd had, want het voelt alsof die dag is aangebroken.
Ik hou me vast aan het ritueel, hoewel de situatie anders is dan gewoonlijk: ik ga een rondje wandelen. Zomaar een frisse neus halen. Halverwege app ik haar dezelfde woorden als altijd. Als ze antwoord weet ik dat het veilig is. Eigenlijk is het altijd veilig, want zodra onze verjaardagstaarten meer dan veertig kaarsjes begonnen te tellen, was het leven van onze vierkoppige vriendengroep dezelfde monotone sleur van kantooruren, kinderfeestjes en keurig twee keer per week vijf minuutjes missionaris.
Tot Emile’s zakenreis en de kapotte ketel van Anneke.
Sindsdien app ik minstens eens per week de woorden die nu op mijn scherm staan: we moeten praten. Gelukkig praten we haast nooit. Dat doe ik wel met Nyra.
Op mijn scherm verschijnt niet het gewoonlijke oké, met een duimpje. Er staat: Schiet op.
Ik bel aan met bevende hand, maar voordat de jingle van de cameradeurbel voorbij is, vliegt de deur al open.
Ze is van streek.
‘Anneke, wat is er?’ vraag ik terwijl ik binnenstap en de deur achter me dichttrek.
‘We moeten praten. Deze keer écht.’
Nyra
Het is druk in De Lege Fles, zelfs voor vrijdagavond. We hebben allemaal onze kids bij hun opa’s en oma’s gedumpt en zetten voor het eerst in tijden eens flink de bloemetjes buiten. Emile staat Joris over zijn zoveelste app te vertellen, waarvan iedereen al weet dat het weer niets gaat worden. Joris zoekt oogcontact en roept om hulp met zijn ogen. ‘Een rondje dan maar?’ zeg ik hard genoeg om hun gesprek af te blussen.
Ik twijfel over de hoeveelste dit al is, maar ik bestel nog twee biertjes, een zoete witte voor mij, een rode voor Anneke en een spa rood voor die bitch. Ik neem me voor dat dit de laatste is, maar na een week als deze ben ik blij om er even uit te zijn. Ik zit al weken gesprekken af te tappen voor een shitzaak die nergens toe leidt en mijn pogingen om de chef te overtuigen me op een andere zaak te zetten hebben geen succes.
Anneke schudt aan mijn arm. ‘Hee! Slaapkop! Stijgt de wijn naar je bolletje?’
‘Nee, het gaat prima.’ Ik klink haast verontschuldigend.
‘Gaan we er ff eentje doen?’ Ze houdt een roodwit sigarettenpakje voor mijn neus.
‘Fucking hell! Ik giechel door de wijn. ’Ik ben echt al heel lang gestopt An, dat weet je toch!’
‘Ik ook,’ lacht ze. ‘Boeiend! Avonden als deze zijn zeldzaam!’ Ze gilt dat laatste door de kroeg en heft haar glas. Iedereen proost lachend met haar mee.
Typisch Anneke dit. Als we haar kinderen naar de scouting moeten meenemen, speelt ze de uitgebluste werkende moeder, maar hier is ze gewoon de Anneke die gelijk met ons de vinexwijk veroverde. Ik heb haar rode krullen al jaren niet zo zien zwieren als vanavond.
‘Ach, fuck it,’ zeg ik en ik sta wankelend op om haar naar buiten te volgen.
‘Waar gaan jullie giechelkonten heen?’ vraagt Emile door de drukte heen. ‘Gaat je niks aan, Steve zonder jobs!’ antwoord ik bits terug en steek mijn middelvinger naar hem op. Anneke lacht alleen maar.
Het is koud buiten, zelfs voor februari. De eerste paar trekjes hoest ik, maar als onze longen weer aan de teer gewend zijn, doorbreek ik de ongemakkelijke stilte.
‘Waarom moet die vent van jou toch altijd zó controlerend zijn!’ Ik leg de nadruk op mijn ongenoegen door de rook extra hard uit te blazen.
‘Hij is gewoon bezorgd, dat is alles,’ antwoord An kortaf.
‘Trek je het nog wel? Hoe lang is’ie al thuis?
‘Een jaar nu. Maar hij doet veel hoor! Hij is bezig met een of andere nieuwe app die-’
‘An,’ onderbreek ik haar. ‘Hij is altijd met een nieuwe app bezig. Hoe vaak is het echt wat geworden? Precies. 0 keer. Hoe hou je het vol met die dude?’
Ze draait als een klein meisje met haar voet over de grond en ik voel dat ze iets wil zeggen, maar ze houdt stil. Ik respecteer haar genoeg om het onderwerp te laten vallen. De wijn doet haar werk en mijn hakken lijken steeds minder contact met de grond te maken.
‘Ik snap niet hoe Joris het doet,’ zeg ik om van onderwerp te switchen, terwijl ik me nog wat dieper in mijn jas probeer te verstoppen.
‘Wat?’ vraagt Anneke terwijl ze een grote hijs neemt.
‘Nou dat wandelen, met die pleuriskou. Ik ben het nu al beu en ik sta pas vijf minuten buiten.’
Mijn rookmaatje lijkt zich te verslikken en begint te hoesten.
‘Gaat’ie?’
‘Ja,’ zegt ze proestend. ‘Gaat wel. Te grote hijs. Niks meer gewend.’
Ik knik begripvol. ‘Niet dat ik het erg vind hoor,’ vervolg ik. ‘Ik heb er geen last van, hij gaat altijd als ik ga gymmen en Jason bij m’n moeder slaapt. Dan doet hij tenminste íets aan dat pensje van hem. Ik vond hem vroeger lekkerder, toen ik z’n abs nog kon zien.’
We lachen allebei, Anneke nog net iets harder dan ik. Ze heeft hem echt goed hangen.
‘Misschien moeten we zo maar aftaaien,’ zeg ik terwijl ik mijn peuk uitdruk met mijn stiletto.
‘Nee. Wacht. Neem er nog een. Ik ga ze straks weggooien, anders begin ik straks weer écht te roken. Ben net zo blij dat ik er vanaf ben.’
‘Sorry meid, maar ik hoef niet,’ zeg ik met een lang gezicht en draai me om om terug naar binnen te gaan, maar ze grijpt mijn schouder vast.
‘Ik moet je wat vertellen Nyr.’ Haar gezicht kleurt rood en ze kijkt serieus. Ik laat de klapdeur weer dichtvallen.
‘Ik zie iemand.’
Ik kijk om me heen. ‘Wie dan?’
‘Nee. Ik bedoel, ik zíe iemand.’
Ik voel dat mijn ogen groter worden in hun kassen. ‘An!’ giechel ik als een schoolmeisje. ‘Dat kan écht niet.’ Ik probeer serieus te doen, maar eerlijk gezegd kan ik het haast niet meer. Niet alleen omdat ik dronken ben, maar ook omdat ik Emile nooit echt gemogen heb. Hij is zo’n gladjakker.
‘Zeg je niets tegen Emile? Beloof je het. Alsjeblieft!’
Ik ben even stil. Ze is serieus. De rode gloed van haar wangen is verdwenen en ze ziet lijkbleek, geloof me: ik weet hoe dat eruit ziet. ‘Je moet het hem vertellen An!’
‘Dat durf ik niet. Straks eindig ik alleen.’
‘Hoezo alleen? Je kan toch gewoon met je nieuwe lover verder gaan?’
‘Dat kan niet.’ Ze kijkt naar de grond als een kind dat opbiecht een snoepje gestolen te hebben. ‘Hij is getrouwd.’
Joris
Anneke zit op de bank met een betraand gezicht. Over haar schouder kijk ik naar een gigantische fotocanvas. Emile en die twee irritante schijtkinderen van haar. In vergelijking met hen is Jason een engeltje.
Ik wrijf kalm als Buddha met een hand over haar bovenbeen, maar klem van frustratie mijn kaken op elkaar. ‘Je weet dat we twee families kapot maken als we dit doen An. Is dat het waard? De kinderen? Onze vrienden? Alleen omdat je na drie jaar ineens een geweten hebt gekregen?’
Haar rode haar hangt er futloos bij. Ze draagt een trui met vlekken en een slappe joggingbroek. In tegenstelling tot de voorgaande keren dat ik hier was op haar uitnodiging.
Er is niets lekkers aan deze versie van haar.
‘Ik kan het gewoon niet meer Joor,’ snikt ze. ‘Ik wil bij jou zijn.’
Als ze me dit had verteld terwijl ze haar haar gedaan had, zonder die dikke opgepofte ogen vol tranen en een leuk setje aan, had ik wellicht ingestemd. Nu weet ik niet hoe snel ik hier weg moet komen.
‘Joor, wat zit je nou stom te grijnzen!’ Ze staart me ziedend aan. ‘Heb ik de afgelopen drie jaar dan niets voor je betekend?’
‘Eh, jawel.’ Ik moet mijn best doen niet te gaan schreeuwen van frustratie. Zeikwijf. ‘Ik vind het allemaal nog al wat An. We hadden toch afgesproken dat we dit alleen zouden doen als we geen gevoelens voor elkaar zouden krijgen? Goddomme! Waarom heb je niets gezegd?’
‘Oh. Nou, sorry hoor. Meneertje ik-wil-altijd-knuffelen-nadat-ik-mijn-vrouw-heb-bedrogen. Waar is die zoetsappigheid nu? Nu ik het nodig heb!’
Ik zoek naar een antwoord. Mijn telefoon trilt in mijn zak. Verlossing! Ik trek mijn gsm een stukje uit mijn broekzak. De woorden op het scherm geven me een nieuwe hartverzakking.
We moeten praten. Nu!
Nyra
Ik probeer de stomme verbazing van Anneke’s onthulling weg te spoelen met een nieuw glas, maar het helpt niet. Anneke, mijn beste vriendin, heeft een affaire met een getrouwde man. Je leest dit soort dingen in blaadjes en dan lach je erom.
Er valt nu weinig te lachen. Mijn vriendin is een homewrecker.
Ik denk aan alles wat dit met haar en Emile gaat doen. Met hun kinderen en met onze vriendengroep. Joris zal Emile’s kant kiezen, dat doet hij al sinds de eerste keer dat we samen de barbeque aanstaken en Emile Anneke voor schut zette omdat ze de verkeerde worstjes had gekocht. Ik heb dagen niet met Joris gepraat toen hij in Emile’s bullshit meeging.
Anneke heeft niet meer zoveel praatjes als voor we naar buiten liepen en staart voor zich uit. “Gelukkig” zit Julia aan de overkant van de tafel een heel verhaal af te steken over haar onvoorstelbare ervaringen met mannen, die ze beschrijft alsof ze stuk voor stuk het wippen hebben uitgevonden. Ze praat honderduit over hoe ze gillend hoogtepunt na hoogtepunt beleeft met die gasten.
Alsof ik dat niet weet. Ik heb er haast iedere nacht last van.
Anneke en ik gedogen haar, omdat de mannen het zielig vinden als we haar buitensluiten van ons burengroepje. ‘We wonen toch allemaal naast elkaar.’ Ik hoor het ze nog zeggen, terwijl ze onbeschaamd naar haar borsten stonden te staren. Zaten die lieve oudjes van de hoek maar op haar plaats.
Toch lach ik met haar mee, knik bevestigend als haar shitstory daar om vraagt en kijk naar het glas cola dat ze speels tussen haar handen heen en weer laat schuiven over de tafel.
Normaal gesproken drinkt dat kind ons er vierkant uit. Soms denk ik dat dat vijfentwintigjarige keeltje een heel wijnvat kan leegzuipen en dan zou ze nog koorddansend de grand canyon kunnen oversteken.
Anneke staat op. ‘Ik moet plassen.’
Hoewel ze middenin haar zin is, volgt Julia haar voorbeeld en gaat ook. Alweer. ‘Wil jij nog een bittergarnituur bestellen?’ roept ze met een rollende R over haar schouder voor ze de wc-deur indraait. Mijn mond valt open. Niet alleen zou dat al onze derde portie zijn vanavond, zij heeft ook nog eens meer dan de helft ervan alleen verorberd. Wie gaat dat betalen? Ze eet voor fucking twee!
En dan valt het kwartje.
Zodra ze terugkomt van haar zesde plaspauze van de avond, sta ik op en wenk ik haar. ‘We moeten praten buuf,’ zeg ik als ze binnen gehoorafstand is.
‘Waar gaan jullie heen?’ vraagt Emile geïnteresseerd.
‘Gaat je wéér niks aan, Emile-debiel. Girltalk!’ Ik giechel er overdreven bij en wankel expres even tegen een andere kroegganger aan. Emile’s reptielenbrein is gevoelig voor dit soort acts. Dan laat hij me vast met rust. Ik excuseer me en slinger verder tot we bij de vrije tafel zijn die het verst van de groep vandaan is. Julia gaat tegenover me zitten. Ik buig mijn hoofd naar haar toe en fluister: ‘Hoelang weet je het al?’
Ondanks de slechte verlichting in deze hoek van de kroeg zie ik hoe haar wangen even rood kleuren als de ouderwetse tafelkleedjes.
‘Anderhalve week,’ fluistert ze terug. ‘Niemand zeggen!’
Ik glimlach en schud mijn hoofd. Ik mag haar niet, om meer redenen dan ik me kan bedenken, maar zoiets zou ik nooit doorvertellen.
‘Hoe gaat het tot nu toe?’
‘Het is echt kut. Verschrikkelijk gewoon,’ zegt ze met een snik in haar stem. ‘Ik kan maar niet stoppen met kotsen, maar ook niet met eten. Ik crave de hele dag Maccie. Ik moet en zal nuggets eten!’
Ik lach, deze keer wat harder. ‘Ja, zo gaat dat meisje. Wie is de vader?’ Ik schrik van mijn eigen schaamteloze nieuwsgierigheid.
‘Weet ik niet,’ zegt ze, maar ze durft me niet aan te kijken.
‘Lieverd, liegende mensen zijn mijn werk. Vertel! Één van die Tinderseksgoden van je?’ Ik doe mijn best om zo luchtig mogelijk te doen over het feit dat deze vijfentwintigjarige net-studente-af op het punt staat alleenstaand moeder te worden.
Haar ogen lichten een beetje op. ‘Ja. Een van hen.’
‘Maar?’
‘Maar ik weet niet welke, het is nogal een mindfuck’ zegt ze terwijl het rood op haar wangen haast paars wordt. ‘Het kunnen er twee zijn en…’ Ze slikt een brok in haar keel weg en wrijft met haar paarse nepnagel een traan uit haar ooghoek. ‘De één is een beetje een duister type..’ Er klinkt huivering in haar stem. ‘Ik wilde eigenlijk niet, maar-’
‘Heeft hij je verkracht?’ Ondanks de zes, of zeven wijntjes van vanavond neemt mijn politiebrein de overhand.
‘Nee, nee. Dat niet. Ik heb wel ja gezegd, maar,-’
‘Ook in zo’n geval kan het nog verkrachting zijn Julia.’ zeg ik kalm.
‘Nee, we viben wel enzo, maar het ging allemaal zo snel en-’
‘Zoals ik al zei, dat kan nog steeds verkrachting zijn.’
Plots flitsen haar ogen op. Ze springt op en haar stoel klettert tegen de vloer. Ze slaat met haar hand op tafel en roept: ‘Hij heeft me niet verkracht, oké!’
De hele kroeg valt stil en kijkt onze kant op. Julia stormt snikkend tussen de tafels door en duwt de mensen in haar weg aan de kant, tot ze de klapdeur met een harde dreun tegen de muur open smijt. Door de ruit zien we haar wegfietsen.
Joris
‘Hufter!’ roept Anneke me vanuit de huiskamer na, net voor ik haar voordeur dichtgooi. Ik heb een slap excuus gebruikt om me uit de voeten te maken. No way dat ik met die gestoorde muts verder ga, maar met haar deal ik later wel.
Ik loop langs mijn eigen voortuin, kijk om me heen of niemand me ziet en sla het volgende tuinpad in. Ik haal diep adem om mezelf te kalmeren, maar het mislukt en gefrustreerd ram ik op de deurbel. Ook hier zwaait de deur open voor de jingle voorbij is.
‘Joris.’ Haar meisjesachtige stem is één van de redenen om hier stiekem binnen te sluipen zo vaak ik maar kan. Alles aan haar ademt jeugdigheid. Van de manier waarop haar volle lippen proberen te glimlachen terwijl de tranen nog over haar wangen glijden, tot de manier waarop haar stijle blonde haar altijd achteloos over haar schouders valt en haar houding je altijd uitnodigt om de kortste weg naar de slaapkamer te zoeken.
Zelfs nu ze huilt.
Ik knuffel haar en fluister zo vaderlijk als ik kan: 'Wat het ook is, het komt goed.’
Dan beginnen haar schouders te schokken en stromen tranen langs de hand waarmee ik haar gezicht vasthoud.
‘Vertel, meisje.’ Er ligt een kaartje in de gang met: gefeliciteerd met je diploma! Voor het eerst in deze laatste maanden overvalt me het gevoel dat ze echt nog een meisje is. Toen ík afstudeerde, was zij nog een baby.
Ze trekt me aan mijn hand mee de huiskamer in, ploft op de bank en wijst naar de glazen salontafel. Er ligt een wit staafje op. Ik herken het direct. Jarenlang hoopten Nyra en ik nog eens te zien wat ik nu zie staan: twee streepjes.
‘Oh kind toch.’ breng ik uit en ik sla een arm om haar heen. Dan pas dringt het tot me door. De gedachte slaat alle lucht uit mijn longen. ‘Ik ben toch niet?’
Tussen het schokken van haar perfect gevormde bovenlijfje door, knikt ze.
Ik zuig een teug lucht naar binnen, wrijf met mijn handen door mijn gezicht en laat ze tegen mijn neusvleugels rusten.
‘Ik dacht dat die gast, die van Nyra’s gesprek in de kroe-’
‘Ik ontmoet helemaal geen gasten van Tinder, idioot! Ik ben hier niet degene die rondneukt! Dat doe jij!’
Haar woorden slaan in als een bom. Ik dacht oprecht dat ik één van de velen was.
‘Maar al die geluiden dan s’nachts? stotter ik.
‘Een afleidingsmanoeuvre. Voor Nyra. Ik wil niet dat ze van ons weet. Tenminste, dat wilde ik niet. Als mijn ouders horen dat ik aan het homewrecken geslagen ben, met de buurman nota bene, gooien ze me eruit!’
Mijn brein gaat met vierhonderd kilometer per uur door alle opties heen. Er is er maar één die steek houdt. ‘Dan zit er maar één ding op,’ zeg ik verslagen.
Ze knikt.
‘Zal ik meegaan als je het weg laat halen?’ De woorden zijn eruit voordat ik er erg in heb. Julia kijkt op. Ze vouwt haar handen beschermend voor haar buik. Haar ogen zijn zo groot als schoteltjes.
‘Weghalen?’ stamelt ze. Dan herpakt ze zich en zie ik wat van het vuur terug waarmee ze me al maanden betoverd tussen de lakens, maar dan met een agressieve tint: moederinstinct.
‘Ben jij helemaal besodemieterd!'
Ik ken dit volume alleen van haar nachtelijke escapades die me tot vannacht grijnzend wakker hielden, maar nu beleef ik er geen plezier aan. Mijn broekzak trilt. Ik pak mijn gsm in de hoop dat deze me weer een reden geeft om weg te vluchten.
Ben gevallen bij het schilderen. Enkel verzwikt, help!
‘Wat the fuck! Je gaat je appjes staan lezen? Na wat je net zei? Ik ben fucking zwanger van je man!’
Ik haal wezenloos mijn schouders op.
Julia schuift van me weg naar de hoek van de bank. Wild grijpt ze de mok die op het bijzettafeltje staat. Ik zie dat er damp vanaf komt, nét voor ze het ding mijn kant op smijt!
Nyra
Als ik aankom bij het scoutinggebouw, is het verlatener dan ooit. Dit bos heeft me altijd al de kriebels gegeven, zelfs als het niet donker is zoals nu. Het pand wordt al weken gerenoveerd. De perfecte dekmantel voor wat het ook is dat ik hier kom doen. Twee dagen geleden kreeg ik een appje, van de enige persoon die ik ken waarmee ik had gezworen nooit in één ruimte te willen zijn. Toch ben ik hier.
Er brandt licht binnen. Hij is er al.
Ik dwing mezelf een rondje te lopen rond het pand, want zijn uitnodiging is meer dan vreemd. Door de ramen zie ik grote plastic zeilen hangen. Op de vloer staan allerlei schilderspullen, een steiger en een paar plastic stoeltjes. Niets vreemds voor een verbouwing.
Ik loop terug naar de voordeur. Als ik de deurklink beetpak, kruipt er een rilling langs mijn ruggengraat. Ik noem het mijn spidersenses, maar eigenlijk is het verwaarloosd politie-instinct dat zich een weg naar buiten wringt. Er klopt hier iets niet. ‘Ik had mijn wapen mee moeten nemen,’ mompel ik tegen mezelf.
‘Dat is niet nodig. Ik heb er al één. De bekende stem komt uit de schaduw, maar voor ik me om kan draaien, voel ik al hoe een grote arm zich rond mijn hals knelt en een tweede hand een zoet geurend lapje tegen mijn neus drukt.
Ik schreeuw en worstel! Ik maai met mijn armen en probeer op zijn voeten te stampen, maar hij ontwijkt mijn pogingen en knijpt me nog wat steviger tegen hem aan. Er gaat zo minstens een minuut voorbij, maar hij pareert en ontwijkt al mijn pogingen om de rollen om te draaien.
Dit krijg je van al dat afluisteren, mensen als ik moeten in het veld rondlopen, is het laatste dat door mijn gedachten gaat terwijl mijn ontsnappingspogingen slapper worden en mijn zicht langzaam zwart wordt.
Joris
Nadat ik voor de tweede keer het huis van mijn maîtresse ben ontvlucht, ben ik in mijn auto gesprongen en naar het hoofdkwartier van de Prinschenhoekse scouting geracet. Na wat er vanavond al is fout gegaan, kan ik het me niet veroorloven om thuis ook de stront aan de knikker te krijgen. Alles in me zegt dat het daar te laat voor is.
Het is een ritje van niets. Het bos waar de kids zich voorbereiden op overlevingstochten die nooit gaan komen, ligt vijf minuten buiten onze wijk. Toch is het afgelegen genoeg om tienermeisjes af te raden er alleen heen te gaan. Sterker nog; ik denk dat ik Julia zelfs zou afraden om er alleen doorheen te fietsen.
Haar auto staat er in ieder geval. Ze heeft niet gelogen. Ik haast me mijn auto uit en zwaai de voordeur open.
‘Nyra?’ Er komt geen reactie. Het is akelig stil in deze bouwval. Er brandt één bouwlamp en de plastic zeilen die willekeurig door de grote zaal hangen doen me denken aan een crimescene uit die verschrikkelijke series die Nyra altijd kijkt.
Dan zie ik haar.
Ze zit op een wit kuipstoeltje, voor zover ik het zitten mag noemen. Haar hoofd hangt voorover tegen haar borst en haar benen liggen als spaghettislierten languit voor de stoel. ‘Nyra!’ schreeuw ik en ik ren naar haar toe. Haar hoofd voelt zwaar als ik het optil. Ze ademt nog. Ik geef zachte tikjes tegen haar wangen en blijf haar naam herhalen. Ze reageert niet.
Pas dan word ik bewust van wat hier gaande is.
Haar handen zijn met een tiewrap vastgebonden achter de stoel. Ik voel over haar jas en broekzakken. Geen telefoon. Zij was het niet die me appte.
Mijn hart slaat een paar slagen over en mijn mond droogt op. Het is haar werk om criminelen en moordenaars achter de tralies te krijgen. Wat nu als een van hen… ‘We moeten hier weg,’ mompel ik. Vluchtig pak ik een schroevendraaier bij een van de verfblikken vandaan. Ik moet achter haar gaan zitten om de tie wrap in tweeën te breken, maar zodra ik dat doe, zakt ze als een zak aardappelen van de stoel af. Ik duik naar voren om haar hoofd voor de grond te beschermen! Ik buig over haar heen en probeer haar op te tillen. Zie je wel: haar nieuwe dieet van cola en bastognekoeken was een slecht idee. Ik krijg haar niet overeind.
Ik moet de politie bellen.
Ik grabbel mijn telefoon onhandig uit mijn broekzak en hoop dat het onding me voor het eerst vandaag gaat helpen, in plaats van mijn leven vergallen!
‘Met de 1-1-2 alarmcentrale, wie wil u spreken? Politie, brandweer of ambulance?’
‘Eh, poltie, en ook een ambulance! Mijn vrouw is ontvoerd, ik-’
‘Joris?’ Van schrik laat ik de telefoon uit mijn handen vallen.
‘Anneke! Wat doe jij hier? Heb jij-?’
De deur achter haar gaat weer open. ‘Anneke?’ Julia klinkt verbaasd. ‘Joris.’ En nu geïrriteerd. ‘Jezus wat ben je aan doen man!’
‘Het is niet wat het lijkt,’ breng ik uit. Ik sla mijn handen voor mijn ogen. De hete tranen branden in mijn kassen. Ik sta hier, in een verlaten scoutinggebouw boven mijn eigen vrouw die ik met beide dames aan de andere kant van de ruimte bedrieg en ik heb een schroevendraaier in mijn hand. Gedachten tollen door mijn hoofd. Ik zoek naar adem, naar vaste grond onder mijn voeten. ‘Meneer? Meneer?’ klinkt het ergens in de verte uit mijn telefoon. Het komt nauwelijks binnen. Nog verder op de achtergrond hoor ik de laatste zin uit het verbaasde gesprek tussen Anneke en Julia:
‘Wat? Nyra heeft jou ook geappt om te praten?’
Dan word ik ruw opgeschrokken uit mijn inzinking. Ik zie als eerst het pistool, dat het bouwlamplicht weerkaatst in mijn ogen. Vanuit de verblindende glinstering stapt een figuur uit de schaduw die ik tot nu toe alleen maar met blijdschap verbond. Zijn zwarte krullen wiegen bezweet over zijn hoofd en zijn ogen schieten maniakaal tussen mij en mijn maîtresses heen en weer. Hij lijkt wel hondsdol.
‘Emile, ik-’
‘Bek houden Joris!’ Ik sta minstens vijf meter van hem vandaan, maar zie hoe de spuug door de kamer vliegt. ‘We moeten allemaal maar eens praten. Behalve jij Joris! Jij mag nooit meer iets zeggen! Je kan toch alleen maar liegen!’ Hij veegt zijn mond met zijn mouw af en draait dan vliegensvlug het pistool naar zijn vrouw. ‘En jij, jij ongelooflijke hoer!’ Hij lacht kakelend en vervolgt met hoge stem: ‘of moet ik zeggen: hoeren?’
‘Emile, schat-’
‘Noem je hem ook zo? Als jullie moeten “praten”?’
Ik ruik de alcohollucht op hem hier. ‘Emile, ik ging het je vertellen, maar-’
‘Maar ik wist het al. Ik wist het al toen Anneke’s lingeriesetjes de was in gingen terwijl ik die kanten koordjes nooit zag!’ Anneke draait schuldbewust haar hoofd weg. ’Maar ik moest het bewijzen,’ gaat hij verder. Triomfantelijk haalt hij zijn telefoon uit zijn broekzak. ‘Deze app werkt wel!’
‘Waar heb je het over, Emile?’ Anneke’s stem beeft.
‘We moeten praten? Serieus? Toevallig hoe vaak jullie moeten praten!’ Hij tikt met het pistool op zijn scherm! ‘Zodra ik thuis mijn hielen lichtte, moest jij weer praten!’ Hij briest: ’Naaien zul je bedoelen!’ Zijn telefoon suist door de lucht naar Anneke, die hem maar net weet te ontwijken en spat uit elkaar in duizend stukjes.
‘Ik kon gewoon zien wat jullie elkaar stuurde, dankzij mijn nieuwste creatie! En toen Nyra zich vrijdag overal mee bemoeide wist ik hoe ik jullie te pakken moest krijgen!’
Achter me hoor ik zacht gekerm. En juist dat geluid zorgt ervoor dat er iets in me breekt.
‘Wat heb ik gedaan?’ fluister ik.
‘Ja Jorisje,’ zegt Emile langzaam terwijl hij terugdraait en langzaam de afstand tussen ons verkleint. ‘Ik zal je zeggen wat je gedaan hebt, vriend.’ Hij spuugt dat laatste woord haast uit. ‘Je hebt drie gezinnen kapotgemaakt. Dat is wat je gedaan hebt!’ Ik beweeg me instinctief tussen mij en Nyra in. Ondanks alles krijg ik de onhoudbare drang om haar te beschermen. De maniak tegenover me merkt het. ‘Nu hoef je je ook niet meer om haar te bekommeren, klootzak! Dat had je moeten doen vóór je mijn vrouw neukte!
In een fractie van een seconde richt hij het pistool op me en ik hoor een oorverdovende knal!’
Nyra
Het is alsof ik ruw wakker wordt geschud nadat ik heb liggen doezelen. Ik lijk wel op de schietbaan in slaap te zijn gevallen voor iemands laatste kogel. Adrenaline jaagt door mijn lijf en mijn hart maakt een sprong. Terwijl mijn ogen het duister verdrijven probeer ik me te oriënteren en voor een seconde lijkt dat onmogelijk. In het felle licht zie ik vier silhouetten, waarvan ik er één herken uit duizenden. Joris lig ineengekrompen schokkend op de grond. Als ik iets langer kijk, zie ik ook Emile. En wat hij op Joris richt.
‘Nog laatste woorden? Maatje.’ Ik ken deze toon. Emile is gek geworden.
‘Het spijt me, Emile! Het spijt me! Ik had no-’
Emile gebruikt de ribbenkast van mijn man als voetbal en het krakende geluid kan maar één ding betekenen. ‘Sta op! Lafaard! Het is te laat voor spijt! Je had nooit aan mijn vrouw moeten zitten, nee! En je had dat kind niet moeten bezwangeren, idioot! Je verdient het niet!’
Pas nu ze beiden hysterisch beginnen te snikken, herken ik de laatste twee schaduwbeelden. Mijn ogen zijn gewend aan het licht en ik voel mijn ledematen langzaam hun kracht terug krijgen. Joris ligt nog steeds ineengedoken op de grond. Als de manier waarop hij rilt enige indicatie geeft van zijn fysieke toestand, gaat zijn hart het zo begeven.
‘Sta op, zei ik! En jullie! Blijf staan! Jullie moeten zien wat ik met deze klootzak doe. Jullie zijn nét zo schuldig!’ Hij trekt Joris aan zijn haren omhoog. Die gilt het uit! Een doordringende zure lucht vult de ruimte. Opnieuw begint Emile te schateren.
‘Oh kijk nou. Nu ben je niet meer zo dapper hè! Zie je dat Anneke, je wilde mij verlaten voor deze broekplasser! Ben je trots dat dit de vader van je kind is meisje?’ Emile draait zich naar An en Julia. ‘Blijf hier, godverdomme!’
Dit is het moment. Wankel op mijn benen zet ik me tegen de grond af en gooi me tegen Emile’s benen aan! Hij vloekt, terwijl hij om zich heen grijpt om zijn val te breken. Het mislukt. Met een harde bons komt hij neer en het pistool glijdt over het plastic van hem vandaan! Ik probeer hem vast te houden, maar die shit op zijn zakdoek heeft nog meer effect op me dan ik dacht. In een split second draait hij me op mijn rug en duwt met zijn enorme handen mijn luchtpijp dicht. Zijn ogen ketsen door zijn kassen en hij briest dikke klodders speeksel langs zijn mondhoeken in mijn gezicht. Ik probeer me te verzetten, maar hij is te sterk. Hoe hard ik ook probeer, het lukt me niet om adem te halen! Langzaamaan worden de randen van mijn zicht weer donker en ik bedenk me dat zijn bezeten gezicht het laatste zal zijn wat ik zie, maar dan schiet er een schaduw over mee heen en vult de geur van angstpis mijn neus terwijl ik een grote teug adem naar binnen zuig!
Terwijl ik hoestend op de grond lig, hoor ik rake klappen en brekende botten. Joris.
Hij heeft zijn angst overwonnen en haalt met grote halen uit naar Emile, terwijl het bloed tegen de zeilen spettert als in een horrorfilm. ‘Blijf. Met. Je. Poten. Van. Mijn. Vrouw. Af.’ Tussen ieder woord klinkt een nieuwe dreun. Ik wil hem helpen, maar mijn lichaam zoekt nog steeds naar zuurstof.
‘Hou op!’ De stem van Anneke doet iedereen verstommen. Alleen het gehijg van mij en de twee mannen gaat door.
Ik rol om, om te zien wat er gebeurt.
Anneke staat met het pistool in haar handen. Voor de tweede keer in een minuut staat iemand met een gestoorde grijns een pistool op mijn man te richten.
‘Emile heeft gelijk.’ Tranen biggelen over haar wangen. ‘Je verdient het niet Joris. Je verdient het niet om te leven. En wij. Wij verdienen allemaal beter dan jij!’
‘Anneke, niet doen,’ smeekt Joris. ‘We kunnen er toch over pra-’
‘Met jou valt niet te praten! Emile heeft gelijk. Jij kan alleen maar liegen! En het liegen stopt nu!’
Ik zie hoe haar handen beginnen te trillen. Op de achtergrond hoor ik het vertrouwde loeien van sirenes en ik begrijp dat ze te laat zijn. Anneke knijpt haar ogen dicht. Een nieuwe lichtflits vult de kamer, terwijl de bijbehorende donderslag een moment later volgt. Ik duik ineen en er volgen nog twee schoten, een klik en een levenloze dreun. Het is duidelijk. Joris is uitgepraat.


